17
Links: Jo van Deene. Rechts: Kasper met dochter Hermine in Groet.
Collectie Hermine-Roosendaal-Hooning.
1935, een landschap met de titel Arcadisch landschap, met
zichzelf als fluitspeler. Een belangrijke expositie, die hem
grotere bekendheid bracht.
De familieman
Op 22 mei 1919 trouwt Niehaus met Johanna (Jo) van
Deene (1893-1971), zus van zijn vriend de schilder en latere
galeriehouder Jan van Deene.
Zij gaan wonen in het vervallen landhuis en kunstenaars
kolonie Meerhuizen aan de Amsteldijk in Amsterdam,
waar ook Peter Alma, John Radecker, Charley Toorop en
de componist Jaap van Domselaer hebben gewoond.
Daar krijgt het echtpaar twee kinderen. Het gezin Niehaus
verhuist in de loop van 1925 naar Groet; ze wonen er in
een huis van John Radecker aan de Achterweg. Niehaus
vindt daar in het boerendorp veel landelijke motieven voor
zijn schilderijen. Enige tijd later verhuist het gezin naar een
huis met een groot atelier aan de Heereweg. Wanneer
dit huis wordt verkocht, komt het gezin met inmiddels
vier kinderen - Heio, Roelof, Hermine en Hagen - in 1935
naar het huis aan de Dorpsstraat 9 in Bergen. Dit mooie
huis was eind 19de eeuw gebouwd voor Jan Leijen - een
boer die ging rentenieren - en wachtte in 1935 op nieuwe
bewoners.
Het statige huis met de voordeur in het midden wordt later
in tweeën bewoond. Zijn dochter Hermine, getrouwd met
architect Albertus (Bert) Hooning, bewoont het rechter
gedeelte, waar Bert ook kantoor houdt. Het gedeelte aan
de kant van de Franschesteeg en de firma Scholten wordt
door Kasper en Jo bewoond. Op de grote zolder heeft
Niehaus een ruim atelier ingericht. Zijn kleindochter Hermi
ne, dochter van Bert en Hermine, is bijna de enige die tot
het atelier wordt toegelaten. Ze mag daar zelf tekeningen
maken, dat doet ze het liefst. Zijn Bergense en Amsterdam
se kunstvrienden maken zelden de tocht naar de zolder.
Hermine is het kleinkind waar hij heel gek op is. Ze heeft
een bijzondere positie in het huis, want tot haar zevende
jaar is zij het enige kind in het grote huis. Ze wordt vaak
opgehaald om even de visite goedendag te zeggen. Kasper
Niehaus is een echte opa voor haar. Vertelt mooie verhalen,
ook over zijn schilderijen: waarmee het geschilderd is, met
welke pigmenten en hoe ze gemengd zijn.
Betrokken
Niehaus is een schilder die houdt van de stijl van de pri
mitieven en hij zal hen altijd verdedigen. De grens tussen
amateur- en beroepsschilders is moeilijk te trekken, vindt
hij. Hij dringt herhaaldelijk aan op een tentoonstelling van
'zondagsschilders'. Zijn bijzondere talent voor compositie
en vlakverdeling komt hem goed van pas bij de organisatie
en inrichting van de tentoonstelling Moderne Primitieven in
het Stedelijk Museum van Amsterdam in 1941, waarvoor hij
enkele werken van Sal Meijer (1877-1965) in bruikleen geeft.
Hij werkt ook mee aan het opstellen van de catalogus.
Willem Sandberg werkt vanaf 1938 in het Stedelijk Mu
seum waarvan van 1945 tot 1963 als directeur. Hij raakt met
Niehaus bevriend door diens functie als kunstcriticus. Mede
door dit contact raakt Sandberg zeer geïnteresseerd in de
primitieven. Niehaus geeft een van zijn schilderijen met de
titel Arcadisch landschap (zie de afbeelding onderaan pag.
18) in 1947 langdurig in bruikleen aan het Stedelijk Museum.
Niehaus, die zich in Bergen zeer bekommert om de straat
arme jonge schilders zoals Lucebert, David Kouwenaar en
Jaap Mooij, nodigt Sandberg geregeld uit te komen kijken
in hun ateliers om werk van hen aan te kopen. Sandberg
waardeert Niehaus daar enorm om. Niehaus zet zich in voor
de kunstenaar als mens, hij zit daartoe in de BKR (Beeldende
Kunstenaars Regeling)-Commissie van Bergen.
Stijl en werkwijze
De onderwerpen van zijn schilderijen zijn: landschappen,
rivierlandschappen, zelfportretten, figuren, naaktfiguren en
dorpsgezichten. De vormen zijn strak omlijnd en gestileerd.
De kleuren zijn licht en ijl. Hij noemt zich 'een Bergense schil
der maar geen Bergense School-schilder'. Telkens weer laat
hij zich inspireren door zijn bewondering voor Rousseau. Het
is dan ook niet verwonderlijk dat de stilistische invloed van
deze 'moderne primitief' sterk aanwezig is. Als hommage
aan Rousseau schildert hij Kind van de zee (1914). De gepa-
voiseerde boot is bijna letterlijk overgenomen van Rousseaus
Moi-Même uit 1890, een zelfportret in de primitieve stijl.
Niehaus schildert beheerst en consequent. Hij houdt zich
aan een heldere compositie en een zorgvuldige indeling van
voor- en achtergrond. Bepaalde motieven worden telkens
opnieuw toegepast, het geheel maakt een gecontroleerde,
soms krampachtige indruk. "Ik heb geschilderd waarvan ik