13
Natteweg 86 en 88. Foto's door de auteur (2019).
Het Journaal van Den Nieuwe Kring, dat in het begin eens
in de veertien dagen verscheen, werd bijna geheel volge
schreven door Wijnschenk Dom en Talma. Van de andere
leden schreven alleen componist Van Domselaer en de
dichter P.N. van Eyck bijdragen van theoretisch niveau.
De inbreng van de beeldend kunstenaars beperkte zich
tot expressionistische grafiek, voornamelijk houtsneden
van Weijand, Lau, Wiegman, Ten Holt en Radecker. Na het
veertiende journaal hield hun bijdrage op. De filosofie nam
de overhand met onderwerpen als: De betekenis der mo
derne schilderkunst, Over het moderne schilderij, Individu
en subject, Bijdrage tot eene theorie der dichtkunst en Het
middelaarschap der kunst.
Door het verlangen naar geestelijke verdieping en houvast
waren alle leden van De Nieuwe Kring aanvankelijk zeer
geïnteresseerd in de filosofisch-mystieke beschouwingen
van Wijnschenk Dom en Talma. In een interview uit 1943
stelde de belangrijkste van de drie schilders die de kern
groep vormden, Henri ten Holt, 'dat er van geloof, religie,
god en filosofie geen sprake meer was. Wij hadden begrepen
dat met de vernieuwing een begin gemaakt moest worden,
dat de mens innerlijk moest veranderen. Dat hadden wij ge
leerd van Van Gogh en Cézanne'. In hun werkwijze sloten
ze, volgens Renée Smithuis en Jan Rudolph de Lorm, aan
bij het Bergens expressionisme, 'met name door de wat
donkere kleuren en de toepassing van een gematigd cubisme'.
Toch bleek het achteraf voor de beeldend kunstenaars te
moeilijk te zijn de verheven idealen in hun werk gestalte
te geven. De kunstcriticus Kees Fens verwoordde het in
een artikel in de Volkskrant van 19 juli 2006 naar aanleiding
van de tentoonstelling in museum Kranenburgh als volgt:
'De geest - een zeer idealistische natuurlijk - heerste over de
zinnen. Die heerschappij was voor de schilders ten slotte on
houdbaar. De eisen waren voor hen te hoog; het witte doek
moet hun visie op of angst voor de consequenties zijn geweest.
Ten Holt heeft zijn benauwdheid schitterend verwoord: het
lichaam protesteert tegen de ziel, de zinnen tegen de geest.
OPKOMST EN NEERGANG VAN EEN BERGENSE KUNSTKRING
De dichter P.N. van Eyck hield het zelfs niet langer dan
een jaar vol. In een min of meer open brief aan de beide
filosofen waarin hij afscheid nam, vielen de termen 'on
vruchtbaar', 'pretentie van exclusiviteit' en 'onmogelijke
opvattingen over het wezen van de poëzie'.
Henri ten Holt, Loverlanen des mijmerens (ca. 1925). Collectie mu
seum Kranenburgh.