39
HETTWEEDE VATICAANS CONCILIE EN DE ONTZUILING
bereikt. Wel resulteerden deze acties in een groeiende
kloof en animositeit tussen conservatieve protestantse
Nederlanders aan de ene kant en katholieke en liberale
Nederlanders aan de andere kant. Het conservatieve
protestantse volksdeel richtte in 1879 een politieke
partij op, de Anti-Revolutionaire Partij (ARP), gevolgd
door een 'eigen' krant (De Standaard), scholen, vakbon
den, ziekenhuizen en omroepvereniging en in 1880 hun
eigen universiteit, de Vrije Universiteit in Amsterdam.
Katholieken volgden in 1904 met de Algemene Bond
van RK-kiesverenigingen, waaruit in 1926 de Roomsch-
Katholieke Staatspartij (RKSP) voortkwam, en in 1923
met hun Katholieke Universiteit te Nijmegen. Socialis
ten richtten in 1880 hun eigen politieke partij op, de
Sociaal-Democratische Bond, waaruit in 1894 de SDAP
ontstond, en de liberalen stichtten in 1885 de Liberale
Unie.
Deze groeperingen, bijeengehouden door religie of
levensbeschouwing, die in feite voor buitenstaanders
gesloten groepen waren, worden zuilen genoemd.
Katholieke kinderen gingen naar een katholieke bewaar-
of kleuterschool, lagere school en middelbare school.
En daarna eventueel naar de katholieke hogeschool
of universiteit. Net als veel protestantse Nederlanders
naar de School met de Bijbel, een christelijke middel
bare school of naar de Vrije Universiteit gingen. 'Zuilen'
hadden hun een eigen toneelverenigingen, zangkoren,
sportverenigingen, fanfares, dansclubs, padvinderij,
studentenverenigingen en zelfs ziekenhuizen. Ook had
elke zuil zijn eigen krant en eigen omroepvereniging: de
KRO voor katholieken, de VARA voor de socialisten, de
NCRV en VPRO voor de protestanten en de AVRO voor
de liberalen en niet-confessionelen. De televisie kwam
als nieuw fenomeen eind jaren vijftig op, maar ook hier
werd de zendtijd - want er was in eerste instantie slechts
één televisienet - verdeeld over dezelfde verzuilde tradi
tionele omroepverenigingen.
De Woningwet van 1901, waarin de kwaliteit van wo
ningen en vormen van overheidssubsidie voor woning
bouw werden geregeld, maakte het mogelijk dat steden
flink gingen uitbreiden om hun groeiende bevolking te
huisvesten en een alternatief te kunnen bieden voor de
armzalige krotten in de binnensteden. Woningbouwver
enigingen van diverse gezindten kregen in deze uitbrei
dingen eigen buurten toegewezen om hun woningen
te bouwen waardoor gelijkgezinden bij elkaar konden
wonen. Zo was er in Bergen de kleine katholieke wo
ningbouwvereniging Roomsche Actie. Niet-katholieken
zagen de buurt tussen de Petrus en Pauluskerk aan de
Dorpsstraat en het klooster van de Ursulinen aan de
Loudelsweg als een bolwerk van katholieken, omdat
daar de katholieke scholen, het patronaatsgebouw St.
Jan en het hoofdkwartier van de katholieke verkenners
te vinden waren. Ook was daar een groot deel van de
katholieke middenstand gevestigd, evenals drie katho-
Jouvt jongen gaat naar tk* Christelijke school, verslaan 1
Ook in de protestantse zuil was een protestantse school verplicht.
Spotprent van Albert Hahn, 1918. Collectie Internationaal Instituut
voor Sociale Geschiedenis Amsterdam.
lieke aannemersbedrijven, twee katholieke smeden en
de katholieke huisarts dokter Poot. Voor de volledig
heid: in deze buurt woonden ook niet-katholieken.
De opzet van de zuilen was datje zoveel mogelijk met
gelijkgezinden in aanraking kwam en zo min mogelijk
met mensen van een ander geloof of een andere maat
schappijvisie. (Het ging zelfs zo ver dat de bisschoppen
het in 1954 katholieken verboden om lid te worden van
een niet-katholieke vakbond, het roemruchte Bisschop
pelijk Mandement.) Door deze wijze van organiseren
van het leven buitenshuis hadden ook jongeren vooral
omgang met elkaar binnen hun eigen gezindte, waar
door gemengde huwelijken zoveel mogelijk werden
vermeden. De consequentie was dat de zuil zich politiek
gezien manifesteerde als één massief machtsblok.
Dit gold echter niet voor de bestuurders en notabelen
in de top van de zuil. Die hadden - binnen en buiten de
politiek - juist wel contact met de andere zuilen om de
inrichting van Nederland te regelen.
Maatschappelijke veranderingen in de jaren zestig
Na de Tweede Wereldoorlog veranderde de wijze waar
op mensen met elkaar omgingen, zonder dat men het