Fien Jansen was leerling op de St. Antonius-mulo van
1964 tot 1967. "Het gebouw van de mulo stond toen achter
het gebouw van de St. Ursulaschool (vanaf de Loudelsweg
gezien). Je kwam bij de school via de Geestweg.
Er waren al mannelijke leerkrachten aan de school verbon
den, zoals de heer Boots leraar Engelsde heer Brandt (le
raar Frans) en de heer De Boer (o.a. leraar aardrijkskunde).
De heer Eeijen was conciërge. Het internaat was toen zo
goed als gesloten.
De eerste twee leerjaren stonden de vakken godsdienstige
kennis en Bijbelse geschiedenis in het lesrooster. De lessen
werden gegeven door een kapelaan die aan de Petrus en
Pauluskerk verbonden was. Niet elke dag, maar wel in een
bepaalde regelmaat gingen we een dienst bijwonen in de ka
pel, daarvoor werd van de leerlingen een geldelijke bijdrage
gevraagd, een zogenaamd stipendium.
De leerlingen kwamen uit de hele omgeving, o.a. Schoorl,
Warmenhuizen, Koedijk en Alkmaar.
In het jaar '66-'67 kwamen de eerste twee jongens op onze
school.
Grote indruk maakte op mij en mijn klasgenoten het af
scheid in juli 1966 van zuster Caritas, die op latere leeftijd
nog een aantal jaren in de missie ging werken. Het begon
met een kerkdienst, gevolgd door plechtigheden op het
schoolplein. De hele school was erbij betrokken. We dansten
met de hele school op het toen zo bekende lied van Trea
Dobbs, de ploem-ploem-jenka.
van de meisjes voorbij zijn, en moeder kan ze uitstekend in
het bedrijvige huishouden gebruiken, dan leert ze thuis door
praktijk en ervaring wat ze later nodig heeft. Maar naaien
en verstellen vereist een scholing, die de huiselijke kring niet
gemakkelijk kan geven."
Met medewerking van Aleida Krijt en de geïnterviewden
29
DE URSULINEN VAN BERGEN EN HET ONDERWIJS
Herinneringen aan de St. Antonius-mulo
Fien Jansen, oud-leerlinge
Jaap Boots, leraar op de mulo
De heer Jaap Boots, die Engels en Nederlands gaf, heeft
zuster Apollinaria nog enige jaren als directrice meege
maakt en later Jan Onderwater als directeur. Hij herinnert
zich nog dat de hele school op feestdagen een plechtige
eredienst in de kapel bijwoonde. Een groot deel van de
leerlingen was in zijn begintijd aan de school intern. On
der begeleiding van twee zusters trokken de internen zo
nu en dan het bos of het dorp in, met één zuster vóór de
groep en één zuster erachter. 'Kijk daar gaan de kraaien
weer', werd er dan in het dorp gezegd. Geleidelijk aan
verdwenen tijdens zijn periode aan de mulo de zusters uit
de school en maakten plaats voor mannelijke docenten,
zoals Theo de Boer die o.a. handelsrekenen gaf, Henk
Klijn die wiskunde doceerde en Henk Kuitenbrouwer
die de gymnastieklessen verzorgde en door zijn ietwat
onconventionele houding zeer geliefd was bij de leerlin
gen. Ook vrouwelijke niet-religieuzen deden hun intrede
als lerares, onder anderen Jo Houdijk en Gré Mantel, die
lesgaven in de Nederlandse taal.
In zijn periode deed de bandrecorder zijn intrede in de
school. De leraar Duits Martien Scholtens en Bart Dek
ker, een leerling, die beide zeer geïnteresseerd waren in
elektronica, waren de pioniers op dat gebied. De talen
docenten maakten daar dankbaar gebruik van. Zo heeft
Jaap Boots al voorlezende Animal Farm van George
Orwell op de band gezet als luisteroefening voor de
leerlingen.
Geleidelijk kwamen er steeds meer lekenleraren. Nadat
de laatste zuster, zuster Redemptrice, rond 1980 de St.
Antonius-mavo had verlaten, waren er alleen nog lekenle
raren.
De St. Antonius-mavo fuseerde in 1989 met de openbare
mavo en werd Antonius-mavo. Later werd het gebouw in
gebruik genomen als dependance van het PCC (Petrus
Canisius College).
De naaischool
Begin 1900 stichtten de zusters Ursulinen naaischolen
die gecombineerd werden met godsdienstige vorming.
Het waren cursussen waar de leerlingen leerden eenvou
dige kledingstukken te maken. Vooral in tijden van crisis
was dat vaak een welkome kostenbesparing. De cursus
was op een vaste dag in de week. Zusters met de akte
handwerken, en later ook met diploma's coupeuse en
kostuumnaaien, gaven er les. Over de naaischool schreef
men destijds: "De naaischool is een veilig oord. De pastoor
of kapelaan vindt er gelegenheid de godsdienstkennis van
de lagere school wat op te frissen door praktische toepassing
op het leven van de toekomst. Als de lagereschooljaren
In praktisch elke parochie hadden de zusters een naai
school, bestemd voor oudere meisjes. In de dorpen
waar de Ursulinen geen onderwijs gaven, waren er voor
meisjes nauwelijks mogelijkheden om na de lagere school
voortgezet onderwijs te volgen. Deze cursussen waren
zo goed als pro Deo, de zusters verdienden er nauwelijks
iets aan.
De naaischolen ontwikkelden zich later tot beroepsoplei
dingen. De leerlingen konden dan het diploma lingerie,
kostuum en coupeuse halen, zodat ze na de opleiding
hun kost konden verdienen als thuisnaaister of atelierme
dewerkster, of als medewerkster in een mode- of stoffen
zaak.
Met de bloei van het huishoud- en nijverheidsonderwijs in
de jaren vijftig verdwenen de naaischolen geleidelijk.