22
ALS EEN DORP IN EEN DORP
Leerlingen van de landbouwhuishoudschool tuinieren onder leiding
van zr. Magdaleni.
In 1928 kreeg de school voor het eerst rijkssubsidie en
toestemming voor de bouw van een nieuw schoolgebouw
ten oosten van het hoofdgebouw aan de Loudelsweg, dat
in 1932 werd ingewijd. De 'boerinnenschool' telde in 1932
zeventig leerlingen en de externe cursus dertig leerlingen.
De vakken die gegeven werden waren: godsdienst,
koken, wassen, huishoudelijk werk, voedingsleer, waren
kennis, huishoudkunde, boekhouden, gezondheidsleer,
EHBO, tuinbouw, zuivelbereiding, rekenen, taal, plant
en dierkunde, scheikunde, natuurkunde, gymnastiek en
zingen.
Zusters en interne leerlingen leefden onder één dak. Het
dagritme van de interne leerlingen kende daardoor net als
dat van de zusters een strakke structuur:
06.30 opstaan, naar de kapel, ontbijten, werken,
één uur studie
09.00 lessen
12.00 middagmaaltijd en recreatie
13.30 lessen
16.00 een broodje en ontspannen
17.00 studeren
18.30 naar de kapel, avondeten, recreatie
21.00 naar bed
In de jaren dertig ging de oudere zus van Ans Borst naar
de landbouwhuishoudschool. Als pensionaire, hoewel ze in
Bergen woonde. Was dat wellicht omdat er thuis te weinig
ruimte was om te studeren? Bij navraag was Ans heel stel
lig: "Elke leerling was intern in die tijd."
Eindjaren dertig gingen de landbouwhuishoudscho-
len over tot de oprichting van een tweejarige 'primaire'
dagopleiding voor meisjes die rechtstreeks van de lagere
school kwamen. Daarvóór waren deze meisjes aangewezen
op cursussen en naaischolen. In 1939 start de rooms-ka-
tholieke opleiding voor huishoudkundige-ten-plattelande.
De opleiding bood tevens een doorstroommogelijkheid
voor meisjes met het mulo-diploma A naar de opleiding
voor de akte N19. De opleiding bestond uit twee jaar the
orie en 25 weken praktijkstage.
Praktijklessen aan de landbouwhuishoudschool in de jaren vijftig