aan dat de zusters Ursulinen dit onderwijs op zich zou
den nemen: "Het grootste deel van de vrouwelijke jeugd is
bestemd voor het leven in het gezin. En is het ontbreken van
het echte huiselijk geluk niet dikwijls hieraan te wijten, dat de
vrouw niet berekend is voor haar taak als huishoudster
Is het niet een aanlokkelijke opdracht, in het hedendaagse
meisje weer liefde te mogen wekken voor het specifieke vrou
welijke werk, haar weer goed te laten beseffen hoe verheven
de taak is van moeder en huisvrouw, maar ook van hulp in de
huishouding." Een aanlokkelijke opdracht, vond de toen
malige directeur van de Sint Joseph Stichting, maar hij
stelde ook: "Het verlangen van de Bisschop was altijd als een
bevel voor de Ursulinen van Haarlems diocees".
21
DE URSULINEN VAN BERGEN EN HET ONDERWIJS
nói t>t ngwsxtnn:
Het 'nieuwe' schoolgebouw van de landbouwhuishoudschool werd in
1932 in gebruik genomen.
Voordat het onderwijs van start kon gaan, moesten er
voorzieningen komen voor het praktijkgedeelte van het
onderwijs, zoals fruitteelt, groenteteelt, het fokken van
kleinvee en de zuivelbereiding. Bij de boerderij van de
Ursulinen kwamen daarom een zuivellokaal, een hoender
park, een schooltuin en een broeikas. Daarnaast moesten
de zusters zelf - onder leiding van consulenten - geschoold
worden in de praktijk van de zuivelverwerking. Ze be
haalden melk- en kaasbereidingsdiploma's. De zusters
die de zorg voor de kloosterboerderij droegen, bezaten
wel een ruime praktijkervaring, maar waren niet wettelijk
bevoegd om de land- en tuinbouwlessen te geven. Daar
voor werden twee bevoegde mannelijke leerkrachten uit
het landbouwonderwijs aangetrokken, de heren Tamis
en Veldman. Voor de huishoudkundige lessen kwam een
gekwalificeerde kracht uit Wageningen, lerares landbouw-
huishoudkunde Everdina Ariëns.
Juffrouw Ariëns gaf ook aan zes zusters een stoomcursus
als voorbereiding op de opleiding tot lerares landbouw-
huishoudkunde in Posterholt, Limburg (akte N19). In 1928
zouden drie zusters deze akte halen en de werkzaamhe
den van Ariëns overnemen.
Lokaal van de St. Augustinus landbouwhuishoudschool ca. 1925, toen
kloostergebouw.
In oktober 1925 ging het landbouwhuishoudonderwijs van
start in een vleugel van het kloostergebouw. Men begon
met een tweejarige landbouwhuishoudcursus voor achttien
externe leerlingen uit boeren- en tuindersgezinnen. Gedu
rende één dag per week volgden de leerlingen lessen die
gericht waren op de plattelandshuishouding, aangevuld
met algemene vorming en godsdienstlessen.
In 1926 start de landbouwhuishoudschool St. Augustinus,
met internaat, met vijf leerlingen. Tot 1928 werd de school
geleid door Everdina Ariëns. In 1928 waren er al 48 leerlin
gen.
Op 5 november 1926 stuurt de Sint Joseph Stichting een
verzoek aan het gemeentebestuur tot het oprichten van
een school voor landbouwhuishouden. Om in aanmerking
te komen voor rijkssubsidie dient de gemeente een derde
zelf te financieren en een 'noodzakelijkheidsverklaring'
richting het rijk te doen uitgaan. In maart 1927 blijkt dat
de gemeente niet op het verzoek
ingaat, 'erop wijzende, dat de bil
lijkheid medebrengt, dat de financi
ële gevolgen van de behartiging van
een streekbelang aan de gemeente
Bergen niet mogen worden opge
legd'Om uit deze impasse te
raken, werd een creatieve oplos
sing bedacht: een U-bochtcon
structie. De Sint Joseph Stichting
schonk het jaarlijkse gemeentelijk
subsidiebedrag eerst aan de
gemeente, waarna de gemeente
de noodzakelijkheidsverklaring in
stuurde. Het Rijk betaalde vervol
gens tweederde subsidie, waarna
de gemeente de van de Sint
Joseph Stichting ontvangen een-
nog in het souterrain van het derde subsidie weer terugstortte
bij de Sint Joseph Stichting.