5
HET RAADSEL VAN DE 'VERRUÏNERING'
Alkmaar af, waarbij er veel verwoest werd. Bovendien voert
Kok aan dat een klein deel van het Spaanse leger de hele
winter van 1573/1574 nog in Egmond aan den Hoef verbleef
en van daaruit regelmatig de hele omgeving van Egmond
tot Krabbendam afstroopte.
Hij gelooft niet dat Sonoy de kerk vanuit strategische over
wegingen zou willen verbranden. Kok gaat er ook vanuit dat
het kerkgebouw bruikbaar was voor de calvinisten. Hij acht
het zelfs mogelijk dat de calvinisten het gebouw in februari
1574 al in gebruik hadden.
Van Reenen-Völter baseert zich waarschijnlijk op het boek
van Kok dat ze vast bij de hand heeft gehad en op de
smeekbrief van de Bergenaren. Zij concludeert dat op
22 februari 1574 niet alleen de kerk verbrand is, maar ook
het hele dorp in de as is gelegd. Dat is een eigen interpreta
tie die in de brief en bij Kok niet terug te vinden is. Waarom
zij een voorkeur heeft voor de volgens Kok minst waarschijn
lijke oorzaak - 'op last van Sonoy' - vermeldt ze niet.
Zeiler voegt in zijn boek Kerken in de Heerlijkheid voor de
zekerheid 'in de winter van 1573/1574' toe aan Van der
Woude's citaat, waarmee hij de periode waarover Van der
Woude schrijft wat passender maakt. Verder wist Zeiler ook
dat 'geheel in d'assche' wat overdreven is. Er stond hier en
daar nog wel wat overeind. Zeiler schrapte dan ook in het
citaat het woord 'geheel'. Hoewel hij toegeeft dat Van der
Woude zich in zijn Kronyck hier en daar vergist, gebruikt
Zeiler hem als fundament voor zijn opvatting dat Sonoy
opdracht heeft gegeven de kerk te verwoesten.
Van der Woude onder een vergrootglas
De bewering van Cornelis van der Woude dat Bergen in
1573, op last van Sonoy, totaal verbrand is, speelt een cru
ciale rol. Het is daarom van belang om eens te kijken of zijn
beweringen over Egmond, Heiloo en Oterleek wel te verifi-
eren zijn.
Zeker is dat Sonoy en de Alkmaarse vroedschap in de eerste
helft van 1573 hebben besloten de abdij en de kapellen van
Egmond te laten slopen ten behoeve van de versterking
van de wallen van Alkmaar. Schuiten voeren de hele zomer
af en aan om onder meer 60.000 afgebikte stenen, houten
balken en puin aan te voeren (zie ook pagina 10). Ook over
Oterleek is er wat meer bekend. Na het beleg van Alkmaar
heeft Sonoy Oterleek voor straf grotendeels laten verwoes
ten omdat hij de inwoners ervan verdacht gecollaboreerd te
hebben met de Spanjaarden.
Over de verwoesting van de kerk in Heiloo valt ook wat
te zeggen. In het boek over het Witte Kerkje stelt Jaap de
Graaf dat de bewering van Van der Woude bijna niet waar
kan zijn. Hij toont met steekhoudende argumenten aan dat
de grote kerk van Heiloo tijdens een gewapend conflict
tussen rondzwervende geuzenbenden en nog in de buurt
zijnde Spaanse soldaten in oktober 1574 door de geuzen in
brand werd gestoken om zich de Spaanse soldaten van het
lijf te houden.
Van der Woude's beschrijving van de verwoestingen in de
Egmonden, Oterleek en Heiloo schiet behoorlijk tekort. Het
lijkt erop dat Van der Woude's grootvader ofwel slecht ge-
informeerd was ofwel de geschiedenis wat heeft aangepast
om zijn eigen rol aan te dikken. Over de beschuldiging van
collaboratie aan het adres van de Oterleekers schrijft Van
der Woude niets.
Sonoy als zondebok
Wellicht heeft er na de Tachtigjarige Oorlog een behoefte
bestaan aan een zekere balans tussen de moordpartijen van
de opstandelingen en het bloedbad dat in naam van paus
en koning in de 16de eeuw in de lage landen onder hun af
valligen was aangericht. Hoe meer bloeddorstige en verniel
zuchtige opstandelingen, hoe beter voor de balans. Sonoy
bleek als lid van de lage adel en afkomstig uit het 'buiten
landse' Kleef heel geschikt voor die rol. Dat hij een kundig
en hardvochtig krijgsheer was die katholieke geestelijken
als een vijfde colonne beschouwde, heeft nooit ter discussie
gestaan, maar uit de voor dit artikel bestudeerde literatuur
komt geen vernielzuchtig en bloeddorstig man tevoorschijn.
Willem van Oranje - die zijn soldaten in juli 1572 na de
verovering van Roermond twee dagen de tijd gaf om de
stad te plunderen en ca. twintig geestelijken te martelen en
te vermoorden - bleef buiten schot. Buiten schot bleef ook
Lamoraal van Egmond die in 1543 de Duitse stad Düren ver
woestte en nagenoeg alle inwoners liet ombrengen. Beide
heren waren kennelijk minder geschikt voor een plek op de
weegschaal.
Enig evenwicht in de 16de-eeuwse wreedheid van calvinis
ten enerzijds en rooms-katholieken anderzijds heeft er vast
aan bijgedragen dat hun samenleven in de 17de eeuw rede
lijk verlopen is. In de 19de eeuw was dat evenwicht ook een
steuntje in de rug voor de zich emanciperende katholieken.
Slotwoord
Van de Alkmaarse kroniekschrijvers die ten tijde van de
brand leefden, zou je verwachten dat ze aandacht zouden
hebben besteed aan een planmatige verwoesting van de
omgeving van Alkmaar in het algemeen en van de kerk in
Bergen in het bijzonder, ze deden het niet. Over de brand in
1574 en het planmatig verwoesten van gebouwen is niets te
vinden. Pas zeventig jaar later komt in de Kronyck van Cor
nelis van der Woude de vernietiging aan de orde.
In de 17de en 18de eeuw waren er ook geschiedschrijvers
van naam die iets hadden kunnen melden over een ver
schroeide-aarde-strategie; ze deden het niet.
In ter zake doende correspondentie uit de jaren 70 van de
16de eeuw tussen Sonoy en Willem van Oranje, brieven van
Sonoy aan geuzenkapitein Nico Ruichaver en corresponden
tie rond het beleg van Alkmaar is over planmatige ver
woestingen in Bergen niets te vinden. De enige planmatige
verwoestingen die genoemd worden, betreffen de afbraak