Het raadsel van de 'verruïnering' 3eR0£V Nog niet zo lang geleden vroeg een Duitse toerist tijdens een rondleiding in en om de Ruïnekerk, terwijl hij de schade nog eens opnam: "Haben wir das gemacht?" De gids, aan wie we deze anekdote danken, kon de toerist geruststellen door te melden dat de kerk tijdens de Tachtigjarige Oorlog (1568 1648) was verbrand op 21 februari 1574. Wij weten dit omdat het te lezen was op een schilderij uit 1599. Over de oorzaak van de verwoesting van de Ruïnekerk zijn er in de loop der tijd verschillende opvattingen ge weest. Over dat veranderende inzicht en de vraag waar we dat aan te danken hebben, gaat dit artikel. Heeft gedegen onderzoek tot nieuwe inzichten geleid? Zijn er nieuwe bron nen ontdekt? 2 DIRK NOLSON De kerk in volle glorie zoals Adriaen Anthonis hem in 1568 zag en op zijn kaart schilderde. Collectie Regionaal Archief Alkmaar (PR 1006012). Over de oorzaak van de brand is door velen iets gezegd. Als eerste door de Bergense dominee Andreas Kok. In 1774 vermeldt hij in een geschrift over tweehonderd jaar historie van de kerkverwoesting dat de oorzaak onduide lijk is, maar dat hij vermoedt dat rondzwervende Spaanse soldaten de kerk in brand hebben gestoken. In 1903 schrijft mevrouw Marie van Reenen-Völter dat het hele dorp, inclusief de kerk, op 22 februari 1574, waar schijnlijk op last van Diederik Sonoy, door de geuzen in de as is gelegd. In de Bergensche Bad-, Duin- en Boschbode van 10 juni 1910 schrijft redacteur Nannes Gorter dat de schone kerk op 21 februari 1574 - al of niet op last van Sonoy - in brand werd gestoken. In 1969 meldt H. Janse in zijn boek De lotgevallen der Nederlandse kerkgebouwen dat in Egmond de abdij en de slotkapel op last van Sonoy verwoest zijn. De verwoesting van de grote kerk in Bergen vermeldt hij wel, maar over de oorzaak zwijgt hij. Latere Bergense geschiedschrijvers als Johan Schilstra en Frits David Zeiler twijfelen niet. Ze zijn het erover eens dat Diederik Sonoy, die tijdens het begin van de opstand gouverneur van het Noorderkwar tier was, opdracht heeft gegeven de kerk te vernietigen. Zeiler spreekt in zijn boek Kerken in de Heerlijkheid over een bevel van de notoire papenhater Sonoy. Dat bevel zou officieel om strategische redenen gegeven zijn, maar Zeiler acht het waarschijnlijk dat papenhaat bij de brandstichting een rol heeft gespeeld. Kortom: verschillende opvattingen over de oorzaak van de verwoesting van de Bergense kerk. Laten we eerst de verdachte, Diederik Sonoy, en de toenmalige omstandig heden beschouwen. De verdachte Jonkheer Diederik Snoei werd in 1529 in het hertogdom Kleef geboren; hij verfranste zijn naam later tot Sonoy. Hij bracht zijn jeugd zowel door in Het Sticht Utrecht - waar zijn moeder vandaan kwam - als in het hertogdom Kleef. Diederik zal gezond en intelligent geweest zijn, want hij ging als jongeling naar het hof van Karel V te Brussel om een militaire carrière op te bouwen - een gebruikelijke weg voor adellijke jongelieden in die tijd. Zeker is dat hij deel ging uitmaken van een ordonnantietroep van Maximiliaan van Bourgondië, stadhouder en admiraal van Holland en Zeeland. Een ordonnantietroep bestond meestal uit een paar honderd ruiters. Zijn ordonnantietroep stroopte het platteland van Noord-Frankrijk af totdat in 1559 de vrede werd gesloten tussen onze landsheer Filips II en de Franse koning Hendrik II. Sonoy zal toen de krijgskunst geleerd hebben. Ook zal hij - zoals gebruikelijk voor edelen destijds - les hebben gehad in hoofse manieren en in de Franse taal, want zijn moedertaal was Nederlands. In Brussel raakte hij bevriend met Willem van Oranje. Oranje zou Sonoy later nog om de hand van zijn dochter vragen voor zijn bastaardzoon

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Bergense kroniek | 2020 | | pagina 4