Joost I vanqhlaan Oranjeliedjes in de herberg Compareerden voor mij Willem Lodewijk Ivangh te Bergen in kennemerland residerende notaris, ter praesentatie van de nagenoemde getuigen: Arie Cornelisz Oldenburg, cas- teleijn in de Herberg alhier, alwaar de geweezene Prins pleeg uit te hangen, alsmeede Jan Hoeben, casteleijn in de Herberg De Rustende Jager en eindelijk Jan Klaver, zeedert een ge- ruimen tijd alhier als timmermansknecht werkende De welke verklaarden, ieder afzonderlijk, ten verzoeke van Joost Ivangh als Bailliuw en dus amptshalve gedaan Als eerste geeft Arie Oldenburg de feiten weer: op 8 augustus waren in de middag vier soldaten van de militie uit Alkmaar in de benedenkamer een glas bier komen drinken en daarna een glas jenever. Ze hadden zich 'allezints geschikt' gedragen. 'hoorde zingen in de teegenover staande herberg, weleer de oude Prins genaamt'. Nieuwsgiering naderbij gekomen hoorden ze dat 'zulks in orangeliedjes bestond en zagen dat zulks door eenige soldaten guarnisoen houdende te Alk maar wierdgeëxecuteerd en wel in 't gezelschap van burger Nassau Woudenberg en Klaas Nierop waarinne, zo het uiterlijk geleek, het aanweezend gezelschap geen klein genoegen scheenen te neemen. 25 DE FAMILIE IVANGH IN BERGEN Hieronder een stukje dorpsnotariaat, ontleend aan een notariële akte van 15 augustus 1796. Rond zes uur kwamen vier mannen zijn herberg binnen om in de bovenkamer een pijp tabak en een glas wijn te consumeren. Het waren de burgers Nassau Wouden berg (heer van Bergen), Willem Blokker en Jacob van Twuijver (respectievelijk inwoner van Broek op Langedijk en Zuid-Scharwoude), alsmede Klaas Nierop (bode van de stad Alkmaar). Na enige tijd gingen Klaas Nierop ('die niet wijnig bezoe deld van den drank scheen') en Jacob van Twuijver naar beneden om wat te kolven, maar ze gingen bij de solda ten zitten. Waarop Nassau Woudenberg tegen kastelein Oldenburg zei: 'Wat doen ze bij de soldaten, laat ze aan stonds hier (boven) koomen'. Pas na een tweede aanma ning gaven Klaas en Jacob daar gevolg aan. Oldenburg kwam hen in de gang tegen in gezelschap van de solda ten en vroeg: 'Wat moet dat volk hier doen of wat zullen die luijden booven doen.' Maar Willem Blokker riep: 'Laat ze maar koomen, het zijn altemaal menschen!' Eenmaal boven verkondigde Klaas Nierop: 'Daar is er een onder (wijzend op een soldaat) die zeer mooij kan zingen'. Waarop terstond het zangkoor soldaten zich liet horen met zowel patriottische als oranjeliedjes, waarvan Oldenburg de eigenlijke inhoud niet had begrepen, maar die kennelijk 'tot genoeghen' van het gezelschap werden uitgevoerd. Toen dit een halfuur had geduurd en 'de soldaten inmiddels met een ander bierglas wijn wa ren gesalarieerd door den burger Nassau Woudenberg' wer den ze gezegd te vertrekken. Jan Hoeben, kastelein van De Rustende Jager, verklaart vervolgens dat twee burgers van Alkmaar, namelijk apo theker Smit en houtkoper Sevenhuisen zijn herberg De Rustende Jager hadden bezocht en buiten gekomen De derde getuige, Jan Klaver, sloot zich hierbij aan en verklaarde dat hij hoorde 'zingen in de smaak van oran ge'. De drie deposanten wilden desnoods het verklaarde 'met Eede nader bevestigen'. Getuigen hierbij waren Dirk en Jan Peperkamp. Of die verklaringen ergens toe geleid hebben, is niet bekend en ook niet waarschijnlijk. Wel zullen personen zich erdoor bedreigd hebben gevoeld. Er komt in elk geval uit naar voren dat Joost Ivangh een functionaris was om rekening mee te houden, onder welk bewind dan ook. Hoogheemraad, lid van het dagelijks bestuur van het waterschap, was een prestigieuze functie. Om hun be langrijke status te onderstrepen was het hen toegestaan om een eigen wapen te voeren, wat op de polderkaarten werd weergegeven. Collec tie Provinciaal Archief in Haarlem. De oudste zoon van Willem Lodewijk, Joost, volgde zijn vader op als schout van 1793 tot 1807.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Bergense kroniek | 2020 | | pagina 27