Onderduik en boodschappen doen Ook andere Joden probeerden onder te duiken. Sommige niet-Joodse Nederlanders hielpen hen met een zolderkamer, een kelderwoning, een schuurtje op het erf of een zomerhuisje. Daar hield je je dan dag en nacht schuil. Zolang de oorlog zou duren. Maar hoe lang duurde dat eigenlijk nog? Dat wist niemand. Zo'n gastgezin moest natuurlijk meer eten en drinken in huis halen dan daarvoor. Om niet op te vallen, deden ze boodschappen bij verschillende winkels. Een kilo aardappelen bij de ene groenteboer, en nog een kilo bij de andere. Een brood bij de ene bakker, een brood bij de andere. Anders konden de winkeliers wel eens denken: Hé, wat veel aardappelen halen die mensen in huis. Zouden die soms onderduikers hebben? Er waren verraders genoeg om het te verklappen aan de Duitsers. Ze kregen voor elke verraden Jood 'kopgeld': zeven en een halve gulden. Dat zou in deze tijd ongeveer 25 euro zijn. Valse persoonsbewijzen Als je als Bergense Jood binnen Bergen zou onderduiken, hoefde je niet zo ver te reizen naar je onderduikadres. Buiten Bergen onderduiken was moeilijker. Je droeg je ster of deed hem af. Droeg je hem, dan werd je snel gesnapt. Joden mochten immers niet meer in de bus, met de trein of op de fiets. Trouwens, je persoonsbewijs hielp je ook niet veel. Daar stond immers een grote 'J' op. Zodra je werd aangehouden was je er bij. Had je maar een ander persoonsbewijs, eentje op een andere naam en zonder die 'J'... Op de bon Door de oorlog ontstond er een tekort aan kleding, voedsel en andere dingen. Om alles eerlijk te verdelen, deelden de gemeentebesturen bonnen uit. Er waren bonnen voor koffie, voor brood, voor schoenen, voor kleding. Bijna alles ging 'op de bon', zoals dat heette. Je kreeg per maand bijvoorbeeld vier bonnen voor aardappelen. Dan kon je die maand niet meer dan vier kilo aardappelen kopen. Elke keer als je aardappelen kocht, betaalde je en gaf je een bon aan de winkelier. Als je bonnen voor die maand op waren, kon je niets meer kopen, ook al had je nog genoeg geld. Had je veel kinderen, dan kreeg je meer bonnen. Had je geen kinderen of woonde je in je eentje, dan kreeg je er minder van. Dat werd een probleem als je onderduikers in huis nam. Hoe kwam je aan extra bonnen? Juist daarom vonden de Duitsers dat systeem met die bonnen heel mooi. Wie onderduikers in huis had, kwam immers al snel tekort. Maar daar werd al gauw iets op gevonden. Cor Sijpheer herinnert zich: "Er waren hier in Bergen en omgeving meerdere Joodse onderduikers. Ik werd al gauw tussenper soon om deze ondergedoken landgenoten te voor zien van bonkaarten, geld en levensmiddelen." 33

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Bergense kroniek | 2020 | | pagina 33