c
zm
Een persoonsbewijs met een grote 'J' van Jood. Dit
persoonsbewijs was van Jacques Presser. Hij was leraar
geschiedenis aan het Joods Lyceum, de school van Margot
en Anne Frank en Daniël Santcroos. Hij overleefde de
oorlog en werd professor. Later schreef hij een boek over de
Jodenvervolging. Dat kreeg de titel Ondergang.
Joden af. Ze wilden alle Joden zelfs doodmaken. Hun
plan was om dat in Duitsland en Polen te doen. Polen
was toen ook door Duitsland bezet. Dat gruwelijke
plan hielden ze natuurlijk geheim. Tegen de Joden
vertelden ze dat ze in Duitse fabrieken moesten
werken. Of dat ze Duitse boeren gingen helpen op
het land. Heel veel Duitsers waren soldaat. Daardoor
kwam Duitsland fabrieksarbeiders en boerenknechten
tekort, zeiden ze.
In alle landen die zij bezet hielden, richtten de Duitsers
'doorgangskampen' in. Die heetten zo, omdat daarin
Joden tijdelijk werden vastgezet, voordat ze weer
doorgingen. In Nederland werd Kamp Westerbork in
Drenthe een doorgangskamp. Daar bleven de Joden
tot er in de concentratiekampen in Duitsland of Polen
plek was.
Oproep om te verhuizen
Alle Nederlandse Joden moesten eerst naar
Amsterdam verhuizen. Dat was het eerste deel van het
gruwelijke plan. Het begon in januari 1942 in Zaandam.
Zeventig Duits-Joodse vluchtelingen die in Zaandam
woonden werden naar Kamp Westerbork gebracht.
Mies Bloch herinnert zich:
"In de oorlogstijd werd ik gedwongen op al mijn
kleren een ster te naaien. Zelfs met ramen lap
pen moest er een Jodenster op je schort zitten. Er
kwam eens een politieagent aan de deur vragen
of hij mijn kleding aan de kapstok mocht zien, of er
wel een ster op zat."
Alle Nederlandse Joden van Zaandam kregen een
brief. Zij moesten op zondagmorgen 17 januari naar
Amsterdam verhuizen. Op die ochtend vertrokken 123
Zaanse Joden naar Amsterdam. Daar mochten ze
alleen bij Joodse Amsterdammers gaan inwonen. Dat
ging niet vanzelf natuurlijk. De Nederlandse en Duitse
politie zorgde ervoor dat het gebeurde. Ze dwongen
steeds meer Joden die niet in Amsterdam woonden bij
Joodse Amsterdammers in te trekken. Na Zaandam
kwamen andere plaatsen aan de beurt - stad na
stad, dorp na dorp. Totdat alle Nederlandse Joden in
Amsterdam woonden, zo was het plan.
Gaan we of gaan we niet?
De Joden van Bergen, Egmond (aan Zee) en Schoorl
kregen in april 1942 de oproep: Verhuis vóór 22 april
naar Amsterdam, doe je deur op slot en geef je
sleutel af aan politie of gemeente. Dat gaf veel stress
in de Joodse gezinnen. Doen we dat of doen we dat
niet? Of wachten we tot de politie ons komt halen?
Dan stel je dat vreselijke moment uit, maar heeft
uitstel wel zin? Word je dan niet rechtstreeks naar dat
verschrikkelijke Mauthausen gebracht? Wat kunnen we
nog meer doen? Stiekem ergens gaan wonen, waar
de Duitsers ons niet kunnen vinden? Onderduiken dus?
Onderduiken is dat je op een geheime plaats gaat
wonen. Maar waar dan en bij wie? Wie in Bergen kun
je vertrouwen en wie is er een verrader? En als je dat
al weet, hoe regel je dat dan in zo korte tijd? Kun je
misschien in een andere plaats onderduiken? Maar
hoe moet je daar naar toe? Joden mogen immers
niet meer reizen. Ze wisten wat Jacob Hemelrijk had
gedaan. Die was eerder al bij zijn zuster in Amsterdam
gaan wonen. Dat deed hij omdat hij niet meer met
de trein mocht. Toch wilde hij op het Joods Lyceum in
Amsterdam blijven lesgeven.
Wat gaan wij in hemelsnaam doen?
Niet iedereen verhuisde gehoorzaam naar
Amsterdam. Dat weten we, omdat er in juli een tweede
oproep kwam. Als iedereen meteen was gegaan, dan
was die tweede oproep niet nodig geweest.
31