Een van de vrachtauto's
met opgepakte Joodse
gevangenen op het
Waterlooplein in
Amsterdam. De foto is
genomen vlak voor het
vertrek naar Kamp Schoorl.
Een Amsterdamse journalist die het allemaal
zag, schreef in zijn dagboek:
"Gisteren (zaterdag)middag trok plotseling de
Grüne Polizei met overvalwagens de Jodenbuurt
in en nam alle jonge Joodse mannen gevangen. Zij
hebben vandaag en gisteren met de handen om
hoog voor de geweerlopen van de Grüne Polizei
gestaan, zij zijn afgeranseld en getrapt en neerge
slagen en zij zijn bij tientallen op vrachtauto's gela
den en weggevoerd. Waarheen weet niemand."
met tandenborstels het plein schoonpoetsen. Of
ze moesten zand van de ene naar de andere kant
brengen en dan weer terug.
Protest
Dat namen de Amsterdammers niet. Dat de
Duitsers 'hun Joden' zoals zij hen noemden, zomaar
wegvoerden. Overal in de stad werden papieren
opgeplakt met de woorden: 'Staakt, staakt, staakt!'
De bedoeling was dat iedereen zijn werk neerlegde
en naar de plek ging waar de razzia's waren geweest.
Dat was in het centrum van de stad, rond het
Waterlooplein. De arbeiders van de scheepswerven
in Amsterdam-Noord, de dokwerkers, stopten met
hun werk. Even later stonden ze in dikke rijen te
wachten voor de veerponten over het IJ. Zij wilden
naar de overkant, naar het centrum. Speciaal voor
hen voeren de ponten nog, maar trams en bussen
stonden stil. Gemeenteambtenaren staakten
namelijk ook. Ook in andere steden stopten arbeiders
en kantoorpersoneel met werken. Omdat het in
februari gebeurde, noemen we deze stakingsacties
de Februaristaking.
De Duitsers schrokken daar erg van. Dat hadden
ze niet verwacht: dat de Nederlandse bevolking
voor hun Joodse medeburgers opkwam. Toch was
het zo. De Februaristaking van 1941 werd het eerste
en grootste protest in bezet West-Europa tegen de
Jodenvervolging. Al snel kwamen de Duitsers in actie.
Ze schoten op stakers of namen hen gevangen. Zes
organisatoren kregen na afloop de doodstraf.
De Duitse baas van bezet Nederland,
Seyss-lnquart, houdt een toespraak:
"De Joden worden door ons niet beschouwd als
bestanddeel van het Nederlandse volk. Wij zullen
de Joden raken, waar wij hen aantreffen en wie
hen helpt, moet de gevolgen daarvan dragen."
22