KUNSÏ.
V30C H£ï HOOf DF3NDSI5»
UN borjcccmhe vitcmniNïi v
MUAMhMWI li, VHMIU«V«mi
De zoon van rector Hemelrijk van het Murmellius
Gymnasium, Jan, ging die zomer naar een
internationaal vakantiekamp. Daar waren
ook Duitse kinderen. Ze hadden in hun eigen
woonplaats gezien hoe een Joodse man heel
hard werd getrapt en geslagen. Daar was hij
aan overleden. Jan Hemelrijk was er vreselijk van
geschrokken, zijn vader was namelijk ook Joods.
Jan Hemelrijk herinnert zich wat hij toen
dacht:
"Mochten de Duitsers hier komen dan zouden
Joden verschrikkelijk hard worden aangepakt."
Kind-vluchtelingen
Na de Kristallnacht probeerden nog meer Duitse
Joden te vluchten. Maar de Nederlandse regering
vond het wel genoeg. De grens ging dicht voor
volwassen vluchtelingen. Burgemeesters kregen
opdracht door te geven hoeveel vluchtelingen
er al in hun gemeente waren. Burgemeester Van
Reenen van Bergen deed daarom een oproep
in De Duinstreek. Dat was een krant die huis aan
huis gratis bezorgd werd. Wie 'nachtverblijf aan
vreemdelingen verschafte' moest dat komen
vertellen op het gemeentehuis.
Kind-vluchtelingen mochten nog wel komen
van de regering. Wanhopige ouders zetten hun
kinderen nu op de trein naar Nederland. Meestal
met een hele groep tegelijk, maar soms ook alleen.
Op de Nederlandse stations stonden vrijwilligers
klaar om hen op te vangen. Er waren Joodse
kinderen die in hun eentje de grens over liepen of
fietsten. Ook daar was opvang door Nederlandse
vrijwilligers.
De tienjarige Ya'akov Fiedler uit Oberhausen
vertelt:
"In december 1938 glipte ik met mijn twee broers
stiekem de grens met Nederland over. We zaten in
verschillende huizen. Toen het Duitse leger in mei
1940 Holland binnentrok, verbleven we in het Am
sterdamse Burgerweeshuis. Gelukkig wist mevrouw
Truus Wijsmuller-Meijer alle Joodse kinderen uit het
weeshuis net op tijd op de boot naar Engeland te
zetten. Daar bleven we de rest van de oorlog."
'Voor het Hoofdfonds 1933 ten bate van de Joodsche
Vluchtelingen. Een Kunstavond in de Stadsschouwburg in
Amsterdam.' Affiche door de Joodse kunstenaar Mommie
Schwarz.
Opvang en hulp
In Bergen en andere Nederlandse steden en
dorpen gingen comités de vluchtelingen helpen.
Vrijwilligers haalden geld op. Ze gingen daarvoor
langs de deuren of collecteerden op straat. Ze
organiseerden concerten of feestelijke avonden,
waar artiesten gratis optraden. De opbrengst
daarvan ging naar de hulp voor vluchtelingen.
De Joodse kunstenaar Samuel Schwarz kwamen
we al tegen in het atelier van schilder Leo Gestel.
Hij tekende voor een van die avonden een mooi
affiche: Voor het Hoofdfonds 1933 ten bate van
Joodsche vluchtelingen. Naast het gezicht zie je
de davidsster. Dat is een oud joods symbool. In
Bergen mochten Duits-Joodse vluchtelingen ook
bij inwoners thuis komen eten. Mevrouw Hemelrijk
kookte graag voor hen. Dat deed ze niet alleen uit
medelijden, haar man Jacob was ook Joods.
Ook in Het Zeehuis en Dopersduin
Kinderen die zonder ouders gevlucht waren,
mochten in Nederlandse gezinnen wonen. Dat
gebeurde ook in Bergen. Maar de regering wees
ook speciaal voor kind-vluchtelingen vijftig
tehuizen aan. Een ervan was Het Zeehuis in
13