Gelovige joodse mannen bedekken hun hoofd uit
eerbied voor Jaweh. Daarom dragen ze vaak een
keppeltje - een soort hoofdkapje - of een hoed.
Als Joodse jongens dertien jaar worden, vieren ze
Bar Mitswa. Dat wil zeggen dat ze voor hun geloof
volwassen zijn. Bij meisjes is dat als ze twaalf jaar
worden en heet het Bat Mitswa. Vanaf vrijdag eind
van de middag tot zaterdagavond vieren gelovige
Joden de 'sabbat'. Dan werk je niet, maar ga je
naar de synagoge. Net zoals bij de christenen en
de moslims houden lang niet alle Joden zich aan
de strenge voorschriften voor de gelovige Joden.
Dat is nu zo en dat was vroeger ook al zo. Veel
Joden werken bijvoorbeeld gewoon op de 'sabbat'
of kopen hun levensmiddelen gewoon bij de
supermarkt.
Altijd op de vlucht
De Joden en de eerste christenen leefden in
Palestina. Dat is ongeveer het gebied waar nu Israël
en Jordanië liggen. In de tijd van Christus was dat
gebied onderdeel van het reusachtige Romeinse
Rijk. In het jaar 70 kwamen de Joden in opstand
tegen de Romeinen. Voor straf verspreidde het
Romeinse leger hen over het hele Romeinse Rijk.
Waar ze maar terecht kwamen, werden ze gezien als
vreemdelingen, als indringers. Vreemdelingen met
een heel andere godsdienst. Een godsdienst met
één god en niet met een heleboel. Andere volkeren
uit die tijd hadden namelijk hele families van goden.
Maar Joden werden ook door christenen vervolgd.
Dat was omdat het joodse geloof Jezus Christus
niet als de Messias ziet, zoals christenen dat doen.
Regelmatig moesten Joden dan weer vluchten.
Joodse vluchtelingen bleven meestal bij elkaar. In
middeleeuwse steden moesten ze in een aparte
wijk wonen. Zo'n wijk werd 'getto' genoemd. Joden
mochten lange tijd niet met christenen trouwen.
Alleen met andere Joden.
In Nederland was discriminatie van Joden al
anderhalve eeuw verboden toen de oorlog uitbrak.
Joden en niet-Joden woonden al heel lang door
elkaar. Joden trouwden al heel lang met niet-Joden.
Net als bij christenen het geval was, deden steeds
minder Joden iets aan hun geloof. Soms wisten ze
niet eens meer dat ze Joodse voorouders hadden.
11