16
BERGENSE KRONIEK, NOVEMBER 2019
moeder in Schoorl, die zich tot hem wendden met de vraag
hoe ze hun dochter de omgang konden verbieden met een
jongen die zich bij een fanatieke groep jeugdstormers had
aangesloten. Het was geen jongen van hier; hij kwam uit de
arme veenstreken van Oost-Groningen. Bliksemsnel dacht
mr. Frits na wie hij daar kende - een apotheker met wie hij
in het gijzelaarskamp had gezeten! Diens informatie over
de familieachtergrond van de jongen, waar diefstallen, op
lichterijen en zakkenrollen schering en inslag bleken te zijn,
was voldoende voor de ouders om hun dochter weer in het
rechte spoor te krijgen.
De landing van de geallieerden in Normandië op 6 juni
1944 en de snelle opmars noordwaarts voedden de hoop
op een spoedig einde van oorlog en bezetting. Maar die
hoop werd in september de bodem ingeslagen door het
mislukken van de operatie Market Garden met de Slag om
Arnhem. Frits' vader C.F. Zeiler bleef in zijn ballingsoord
Baarn (toevalligerwijs ook het dorp van zijn jeugd) werken
aan plannen voor herbouw van zijn hotel. Maar de mis
moedigheid sloeg toe en na een kort ziekbed overleed hij
op 13 november 1944. Zoals velen reageerde ook Herman
Judell 'metgroote ontsteltenis' op het bericht: 'Wij hebben
het er dikwijls over gehad na den oorlog weer spoedig eens te
kunnen praten over 't verleden en de toekomst...'
Tweeënhalve maand na de bevrijding, op 20 juli 1945,
keerde het echtpaar Zeiler-Kouwenaar terug naar Bergen.
Niet naar de familiehuizen De Stulp of De Kouw, maar naar
het door Rein Valkhoff en Anke Servaes gebouwde huis
't Haveke aan het Nachtegalenlaantje - dat zeven jaar
later van Valkhoff zou worden gekocht. Van daar was het
Ritsevoort weer goed bereikbaar, zij het dat mr. Frits daar
voorlopig alleen zou zitten. Judell had besloten niet meer
terug te keren in de advocatuur, maar een late carrière
te beginnen (hij was al een eind in de vijftig) als beroeps
militair. Of de dood van zijn broer Paul bij die keuze een
rol heeft gespeeld, is niet bekend; wel is hij altijd geïn
teresseerd geweest in de relatie tussen oorlog en recht.
Een van de stellingen in zijn proefschrift uit 1916 handelt
daarover, en als aankomend jurist had hij al een keer een
voordracht gehouden onder de titel Oorlog als economische
factor voor de studentenafdeling van de Algemene Neder-
landsche Bond Vrede door recht in Amsterdam. Of hij der
gelijke ideeën op latere leeftijd nog verder heeft kunnen
uitwerken, is niet bekend.
Hoe klein de praktijk aan het Ritsevoort ook was, het aan
tal zaken was vlak na de oorlog niet gering. Het ging vaak
om 'economische delicten', waarbij de strenge wetten van
distributie en andere noodmaatregelen werden ontdoken,
of om toegewezen zaken van 'politieke kruimeldieven'
- mensen die bij de NSB hadden gezeten en vaak niets
anders dan colportagewerk hadden verricht. Zeiler verde
digde hen met verstand en een zekere mate van begrip.
Andere kwesties betroffen het beheer van geconfisqueerd
bezit, zoals dat van de Alkmaarse families Vlessing en Van
der Kop. Deze twee aan elkaar verwante Joodse families
hadden vóór de oorlog goed geboerd in onder andere de
verpakkingsindustrie en bezaten nogal wat bedrijfspanden
en woonhuizen. Van beide takken hadden maar weinig
leden de oorlog overleefd en het afwikkelen van de zaak
duurde vele jaren. Ten slotte was er nog de confiscatie van
'vijandelijk bezit', eigendommen van Duitsers die door de
staat waren genaast. Soms was dat al vooroorlogs Duits
bezit, zoals het Duitse koloniehuis aan de Verspyckweg in
Bergen aan Zee. Dat werd na veel vijven en zessen be
stemd voor opvang van gerepatrieerde Indiëgangers -
wat ons later prachtige romans heeft opgeleverd van een
van de jonge bewoners, Adriaan van Dis, met Indische
Duinen als bekendste boek. Maar er waren ook huizen die
in de oorlog onder dwang waren verkocht, zoals de villa
De Zandhoeve aan de Duinweg. Het kapitale pand van
J. Wilkes Macdonald was in handen geraakt van de nazi
Kaminski, die het had volgestouwd met roofkunst. Ook
deze zaak had de nodige juridische haken en ogen, waar
onder bijvoorbeeld die van het door de VVV gepachte
Openluchttheater op het terrein. Al met al was de oorlog
op 5 mei 1945 nog lang niet voorbij.
Zeer pijnlijk moet de kwestie zijn geweest die voor de
Raad voor Rechtsherstel moest worden uitgevochten ten
behoeve van dokter A.H. van Gelder, huisarts en tevens
gemeente-arts van Bergen. Hij woonde naast De Stulp
aan het Van Reenenpark nr. 2 - in het huis waarin later de
artsen Hodde en Van de Bruinhorst hun praktijk uitoefen
den. Net als Judell kreeg Van Gelder tijdens de bezetting
vanwege zijn Joodse afkomst een beroepsverbod, en op
eenzelfde manier als Judell met Zeiler regelde hij in het
geheim een overeenkomst met zijn waarnemer, H. van der
Meer. Na de bevrijding - ook Van Gelder overleefde de
oorlog dankzij een 'gemengd' huwelijk - had hij op grond
van die afspraak recht op de helft van de vergoedingen
van het Ziekenfonds. Dit weigerde evenwel de uitkering
op grond van het feit, dat hij verzuimd had het bestuur op
de hoogte te stellen van deze geheime overeenkomst. Ter
wijl het speelde in 1941 - toen de NSB al geïnfiltreerd was
in datzelfde bestuur! Na jarenlange procedures moesten
mr. Frits en zijn cliënt in 1953 berusten in een zéér scha
mele uitkering.
Intussen was er ook buiten de advocatuur voor de jonge
Zeiler volop werk in herstel en wederopbouw. Voor het
zwaar geschonden Bergen aan Zee werd al in 1946 een
wederopbouwplan vastgesteld, waarvan zijn medegij
zelaar Wieger Bruin de contouren had geschetst. De
nieuwe boulevard werd vernoemd naar Zeiler senior, als
eerbetoon aan diens pionierswerk als stichter van hotel
Nassau-Bergen. Het hotelbedrijf, dat in de zomer van 1946
op bescheiden schaal was hervat in de villa De Dennen van