ÜtggST,-»*•■«»■
ABONNtHENT
VOOR KNIPPEN
i rlOMBERGEN - KAPPER
13
Knipkaart van kapper Blombergen in de Stationsstraat, door Judell
in 1941 aan zijn jongere compagnon gestuurd 'omdat hij er voorlopig
toch geen gebruik meer van kon maken'.
dat was voor de bezetter (gesteund door de steeds fana
tiekere aanhangers van Mussert) nog lang niet genoeg.
Op 14 december 1941 werd officieel aangekondigd dat
nu alle politieke partijen zouden worden verboden en vóór
de jaarwisseling moesten worden ontbonden - behalve,
uiteraard, de NSB. Dat betekende, na een reeks van inti
midaties, invallen en arrestaties van actieve leden ook het
einde van de Nederlandsche Unie. De kantoren werden
gesloten en ontruimd, en alles wat er lag of stond moest
aan de autoriteiten worden overgedragen. De bezetter
liet er geen gras over groeien en liet in Bergen al een dag
eerder, zaterdag 13 december, het afdelingsmateriaal in
beslag nemen bij voorzitter Van der Woude, secretaris
Zeiler en penningmeester Sluyter. Het 'Uniehuis', dat vanaf
mei van dat jaar was ondergebracht bij stoffeerder F.G.
Vrasdonk op Karel de Grotelaan 20, werd verzegeld. Toen
secretaris Zeiler daar dezelfde avond poolshoogte kwam
nemen, verzon hij samen met de beheerder een list. Het
was al volop winter, er werd nachtvorst verwacht en er was
een gerede kans dat het slordig aangebrachte zegel de
kou niet zou overleven. Prompt verbraken de mannen de
verzegeling, stopten alle mogelijk belastende archiefstuk
ken in tassen en brachten die in veiligheid. Daarbij was
in de eerste plaats de ledenadministratie in de vorm van
een kaartsysteem, dat half Bergen omvatte, maar er lag
ook een stapeltje nieuwsbulletins van Pieter 't Hoen, de
oprichter van de verzetskrant Het Parool. De volgende
ochtend kwam Vrasdonk met een uitgestreken gezicht op
het politiebureau melden, dat het zegel die nacht helaas
was stukgevroren. De papieren die waren blijven liggen
werden vervolgens in beslag genomen, waarna blijkbaar
niemand meer kon of wilde nagaan of ze wel compleet
waren. En zo overleefde dit afdelingsarchief als een van
de weinige lokale getuigenissen van de Unie de oorlog.
Overigens werden de werkzaamheden van de afdeling
Bergen niet onmiddellijk beëindigd - niet alleen wegens
de administratieve en financiële afwikkeling, maar ook
omdat de leden elkaar bleven opzoeken en soms bijeen
komsten in particuliere woningen organiseerden. De Unie
ging zogezegd ondergronds.
De geheime akte
De Nederlandsche Unie was wars van het uitsluiten van
het Joodse bevolkingsdeel. Iedereen die in Nederland was
geboren - zo werd benadrukt - kon lid worden, al voegde
men er voorzichtigheidshalve aan toe dat het niet verstan
dig werd geacht als leden van de Israëlitische gemeenschap
dan ook bestuursfuncties zouden vervullen. Binnen een
jaar na de Duitse inval was het al duidelijk dat de bijna
ongemerkt begonnen uitsluiting van de Joodse bevolking
stap voor stap werd uitgebreid - al kon niemand zich nog
voorstellen wat daarvan de ijselijke consequenties zouden
zijn. Begin 1941 leidden de eerste razzia's in Amsterdam
tot de Februaristaking, en enkele maanden later werd voor
Joodse ingezetenen een beroepsverbod afgekondigd.
Joodse medewerkers werden ontslagen of uit het ambt
gezet, terwijl bedrijven en instellingen per 1 april 1941
dienden te zijn 'geariseerd'. Dat lot trof ook het advoca
tenkantoor Judell en Zeiler, onder welke naam de associ
atie nog steeds officieel functioneerde, zij het met mr. Her
man op afstand. Judell was immers van Joodse afkomst.
Zijn jonge compagnon onderhield het contact nauwge
zet. Vaak per brief, soms per telefoon, nu en dan ook
fysiek - met de fiets. Bij 29 maart 1941 noteerde mr. Frits
in zijn agenda: Vrijhouden voor Nieuwkoop. Er moest iets
geregeld worden, en aldus geschiedde. De associatie
werd inderdaad formeel ontbonden, hetgeen werd vast
gelegd in een door beiden die dag ondertekende akte.
Maar tegelijkertijd stelden ze een tweede, geheime akte
op, waarin ze verklaarden dat de ontbinding in strijd met
de Nederlandse wet was en derhalve door hen niet werd
erkend. Zeiler zou de praktijk in schijn alléén voortzetten,
maar bleef mede namens Judell opereren. Wanneer oor
log en bezetting ten einde waren en beiden het zouden
hebben overleefd, zou de associatie bovengronds worden
hervat. Alle in de tussentijd ontvangen verdiensten zouden
dan gelijkelijk worden verdeeld.
Herman Judell was zoals het heette 'gemengd gehuwd'.
Zijn vrouw was niet-Joods, en om die reden werd hij op
zijn woonark in Nieuwkoop door de bezetter met rust ge
laten. Van tijd tot tijd was hij nog in de gelegenheid om
adviezen te geven, al hield ook die mogelijkheid in mei
1942 om nog nader te noemen redenen op. Wegens het
reisverbod voor Joodse ingezetenen, maar zeker ook uit
veiligheidsoverwegingen, verliet hij zijn ballingsoord ge
durende de oorlog nooit. Een van zijn laatste reizen ging
begin 1941 naar Den Haag voor de uitvaart van zijn moe
der. Het was dus aan zijn compagnon Zeiler om naar hem
toe te komen, en dat deed deze dan ook, zoals gezegd