Sebastiaen Craenhals,
Bergense baljuw
Deel 2: van baljuw tot landdrost
In de Bergense Kroniek van april 2018 heeft u
kunnen lezen dat Sebastiaen Craenhals van
Hottinga een voornaam persoon was, die in
Haarlem woonde en regelmatig resideerde in
zijn buiten Cranenbergh te Bergen. Als baljuw
van Bergen vertegenwoordigde hij de heer
van Bergen, Hendrik van Brederode, en
maakte hij zich verdienstelijk bij de droogma
king van de Bergermeer (1562-1565). Vanwe
ge deze prestatie werd hij dijkgraaf van het
Hoogheemraadschap van de Hondsbossche
en Duinen tot Petten (1565-1577), de eerste
dijkgraaf van het Hoogheemraadschap van
Uitwaterende Sluizen in Kennemerland en
West-Friesland (1565-1573) en later dijkgraaf
van de Zijpe (1572-1577). We hervatten het
verhaal in 1572: de opstand is al vier jaar
gaande en we staan aan de vooravond van
het beleg van Haarlem en Alkmaar. Sebasti
aen staat als oprecht katholiek aan de kant
van de Spaanse koning Filips II.
5
BEN IDE MIN
Tijdens de opstand is Bergen grotendeels trouw geble
ven aan het katholieke geloof. Schoorl is daarentegen
een broeihaard van de Reformatie. De mandenmaker Jan
Arentsz. preekt in 1566 vier- a vijfmaal 'op de koeplaetse'
in Schoorl, aangemoedigd door Willem Sonnenberch. Na
het Smeekschrift en de Beeldenstorm in 1566 is de opstand
grotendeels geluwd. Met de komst van Alva in 1567 zijn de
meeste bekeerde priesters gevlucht. Door Alva's harde op
treden - met de Bloedraad, de onthoofding van Egmont en
Horne en de genocide van Mechelen, Zutphen en Naarden -
escaleerde de situatie naar een hoogtepunt in 1572.
De Opstand
Tot eind 1570 is het redelijk rustig in Noord-Kennemer-
land. Maar tijdens de Allerheiligenvloed op 1 november
1570 stroomt een groot gedeelte van Groningen, Fries
land, Holland en Zeeland onder - ook de Berger- en Eg-
mondermeerpolder. Vele mensen verdrinken, het vee komt
om en de wintervoorraden zijn grotendeels vernietigd.
Deze tegenslag, bovenop de hoge belastingen die Alva
De Allerheiligenvloed in 1570. Houtsnede van Hans Moser.
heeft doorgevoerd, leidt tot hongersnood, woningnood en
onvrede over het Spaanse landbestuur. De kust krijgt ook
te maken met geuzeninvallen. Op 27 maart 1571 verschij
nen kaperschepen bij Huisduinen onder bevel van jonker
Lancelot van Brederode. 's Avonds verneemt Sebastiaen
Craenhals over de gelande geuzen en stuurt hij een bode
te paard als verkenner. Deze meldt dat Huisduinen en Pet
ten brandschattingen hebben betaald van respectievelijk
f 150 en ƒ80, zodat de dorpen met rust gelaten worden.
De interieurs van de kerken worden echter niet gespaard.
Bewoners van Petten en Groet vluchten naar Bergen,
evenals de priesters en de schout van Schoorl. In Bergen
wordt de brandklok geluid en wapens worden gehaald uit
het huis van de baljuw, huize Cranenbergh. De opkomst
is echter te gering om de geuzen weerstand te kunnen
bieden. Baljuw Craenhals trekt zich terug en Bergen en
Schoorl moeten elk f 1500 betalen. Begin mei 1571 wor
den Camperduin, Groet, Schoorl, Bergen en andere dor
pen alsnog geplunderd door de geuzen.
Op 21 mei 1572 start de opstand in het Noorderkwartier
met de inname van Enkhuizen door de watergeuzen ko
mende van Emden. De stad biedt niet veel weerstand. De
godsdienstkwestie speelt er nauwelijks een rol; de bevol
king wil geen partij kiezen. Met de inname van Enkhuizen
stellen de geuzen een blokkade in van scheepvaart op
de Zuiderzee, waardoor de handel met de Oostzee voor
het Spaansgezinde Amsterdam stilvalt. De geuzen, onder
leiding van jonker Diederik Sonoy, nemen vervolgens het
gebied binnen de West-Friese zeedijk, Waterland tot het IJ
en het land rond Assendelft in.