m r W /V#(r^i tnvT^ a. n**t f i h r} 4 i) 4. - ;i Bovendien zullen de schout en de schepenen acht dagen voor Allerheiligen zelf de dammen voor de tweede maal schouwen op de juiste breedte, lengte en hoogte. De boete op het niet voldoen aan de eisen zal bij de eerste schouw vijf stuivers zijn, bij de tweede schouw tien stui vers, bij de derde schouw twintig stuivers. Het verzamelde boetegeld van deze tweede schouw komt ten proffijte voor den armen van Bergen, welcke schouwen den schout ende moolenmeesteren uuijt liefs ende minne voor de polder sullen doen sonder daer van eenig dachgelt ofte salaris te genieten te selve voor desen tweede schouwe. Er werd in verordonneerd dat een ijgelijck gehouden sal sijn van nu voortaen jaerlijckxs sijne dammen aen wedersijde van de hecken staende op te kadijcken van de Phelesteijnse polder als meede de dammen bij hecken aen de Duijnvalsloot van de selve polder, den selve ses voeten lang aen wedersijde en op te breete van drie voeten cruijns ende een goede hant breet hooger als de kaede aen wedersijde bevonden sal werden en die aerde van de kaij daer toe niet te gebruijcken te maecken ende repareeren tot scheepenenprijs. BERGENSE KRONIEK, APRIL 2019 4 T T Titel van keur 76: Van het maecken van de dammen bij de hecken in de Phelesteijnse polder. Collectie Regionaal Archief Alkmaar, Oud archief Bergen (1464-1813), memorieboek Reijer Gerritsz, inv.nr. 2. Een gouden rijder, de munt waarin de boete van beide molenaars betaald zou moeten worden. Collectie Museum Rotterdam, inv. nr. 53917. rechtszitting, die op 2 februari 1645 zou dienen. Echter in het baljuwboek wordt na de zitting van 15 december 1644 de zitting van 6 juni 1646 vermeld. Over de te houden zitting van 2 februari 1645 wordt niets meer vermeld; ken nelijk heeft deze door wat voor oorzaak ook niet plaats gevonden. Sommige begonnen processen gaan in juni 1646 gewoon verder, andere lijken niet meer te bestaan, zoals dat van de tweede molenaar. (Noot: In het boek zelf zit geen hiaat. De afsluitende tekst voor de zitting van 15 december 1644 staat op de rechterbladzijde, de openings tekst van de volgende zitting, gedateerd 6 juni 1646 staat op de achterkant ervan. Er is dus niets uitgescheurd of anderszins verwijderd. Duidelijk is dat tussen 15 december 1644 en 6 juni 1646 geen verslagen in het baljuwboek ge noteerd zijn.) Over het vonnis van Cornelisz Aelbertsz. staat verder niets meer vermeld, mogelijk heeft hij 'geruisloos' de zelfde straf opgelegd gekregen als zijn confrater Pieter Jacobsz. Crijnen. Tevens werd jaarlijks een schouw gehouden om de toestand van de kaden te controleren, waarbij tegelijkertijd ook de wateringen en de molensloten werden geïnspecteerd. Mocht er iets niet in orde zijn, dan moest de eigenaar een boete van vier stuivers betalen. Was het bij de tweede schouw nog niet in orde, dan werd het boetebedrag ver dubbeld tot acht stuivers; bij de derde schouw zal de boete zestien stuivers zijn. Dit boetegeld kwam in de dorpskas. Een keur De beide processen tegen de molenmeesters heb ben in ieder geval tot gevolg dat secretaris Reijer Gerritsz. van Schoorl op verzoek van de molenmees ters op 4 december 1646 een keur heeft geschreven waarin hij zeer duidelijk beschreef hoe men moest handelen met de dammen in de Philisteinse polder om overstromingen tegen te gaan. Deze keur (nr. 76) draagt de naam Van het maecken van de dammen bij de hecken in de Phelesteijnse polder. Tot op de dag van vandaag worden nog jaarlijks water gangen en waterkeringen in de polder geschouwd. Bronnen - Oud archief Bergen (1464-1813), memorieboek Reijer Gerritsz, inv.nrs. 2 en 3. - Oud-rechterlijk en weeskamerarchief Bergen 1580-1816, inv.nr. 2146. De Philisteinse molen vandaag de dag. Foto Annelies van der Wal.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Bergense kroniek | 2019 | | pagina 6