Het gereedschap maakt geen kuren Doch de handen die het sturen Maar bij een goede hand Behoort ook oordeel en verstand Want wie verstand en oordeel mist Hem past, voorwaar, geen timmerkist. (Anonymus) 26 BERGENSE KRONIEK, APRIL 2019 - tegelzetters: Jaap Houtenbos en Aat Groenewoud; - verder waren er de gebroeders Van Diepen voor het stu kadoorswerk, Jan Abbo, Cor de Vriend en Jan Brakenhoff voor het elektrawerk, Jan de Koning voor het smeedwerk en Jan Ivangh, Jan en Dick Smit en Thijs Punt voor de verwarming. Het bouwterrein Vermoedelijk was het Louw Koopman die het heuvelach tige terrein (het 'Ulysses-duin') bouwrijp maakte, met zijn zoon Jaap op de dragline. Hierna werden de keten ge plaatst; één voor de bouwmaterialen zoals kalk en cement en één als schaftkeet. Dit laatste was speciaal omdat er een groot bouwwerk moest komen: gebruikelijk was dat de cementkeet ook werd gebruikt als schaftkeet, waar bij de cementzakken als zitplaats gebruikt werden. Een houtkachel zorgde in de winterperiode voor de warmte. Voor toiletgebruik was er buiten een gat in de grond met daarboven een balk op zithoogte. Daaromheen werden vier oude deuren aan elkaar gekoppeld en één ervan werd draaibaar gemaakt. De juiste hoogte van de beganegrondvloer (het peil) en de rooilijnen werden aangegeven door het gemeentelijke bouwtoezicht, te weten Jan van Zoonen, Teun van der Meij- den of Ru Waalewijn. Met een waterpasinstrument werd op een aantal plaatsen op piketten de hoogte van de begane grondvloer aangegeven, waarna wij met waterpas en een lange rij (een lange rechte houten plank), op peilhoogte, het bouwraam konden maken. Het bouwraam is een hekwerk geplaatst op ongeveer een meter buiten de toekomstige buitenmuren. Nadat bouwtoezicht hierop de rooilijnen had aangegeven, konden wij de buiten- en binnenmuren en de breedte van de funderingsstroken aangeven, waarna het 'ontgraven' van de fundering kon beginnen. Dit gebeurde met de hand door Jan Kuiper, Bertus Hoogvorst en Frits de Groot. Het zand werd afgevoerd met kruiwagens. Daar waar de grond 'geroerd' was, werd deze aangestampt met een houten stamper; trilsleden waren er nog niet. Je eigen gereedschap Het was in die tijd nog gebruikelijk dat bouwvakarbeiders zelf voor hun gereedschap zorgden. Dit begon op de am bachtsschool, waar je voor je eigen gereedschap begon te sparen. De gereedschapskist maakten sommigen zelf op school. De besten uit de klas kregen een reischaaf cadeau. Vooral als timmerman had je veel gereedschap nodig, zoals een duimstok, timmermanspotlood, schietlood, ha mer, moker, drevel, houten blok en reischaaf, veel beitels (smal en breed, hak- en steekgutsen en steenbeitels), een waterpas, een booromslag met boren, schroevendraaiers, vijlen en zagen voor de lengte en de breedte, verder een toffelzaag voor het fijne werk en een sleutelgatzaagje. Dit alles paste in de gereedschapskist en werd achterop de fiets naar de werkplek vervoerd. Het op orde houden van het gereedschap was een erezaak en gaf een beeld van de kwaliteiten van de eigenaar. Ook de metselaar, de Het aanbrengen van de dakpannen. opperman en de grondwerker hadden hun eigen gereed schap, zoals een schop, bijl, duimstok, waterpas, troffel (klein en groot), vlakspaan, voegspijker, metseldraad, mo ker en beitel. Het slijpen van het gereedschap gebeurde met een grote zandsteen die met de hand werd rondge draaid in een metalen bak met water. Je moest dus altijd met zijn tweeën zijn om je beitels en schaven scherp te maken. Het hoogste punt is bereikt. V.l.n.r.: Jan Bredewout, Kees Wokke, Jaap Delis, Jaap en Piet Bogtman en Jaap Staadegaard.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Bergense kroniek | 2019 | | pagina 28