begraafplaats liggen. In de jaren 1956/57 zijn hun stoffelijke
resten overgebracht naar de Duitse Militaire Begraafplaats in
Ysselsteyn (L), waar een apart gedeelte is voor slachtoffers uit
de Eerste Wereldoorlog. Van twee militairen hebben we het
graf daar kunnen vinden, van de andere twee (nog) niet. Niet
in het in Ysselsteyn aanwezige register en niet via internet.
Zouden zij misschien toch nog in Bergen begraven liggen
Wij weten nu het antwoord.
de RDG 'het voorneemen heft op Zondag 17.Mart 1935, welke
dag is fastgesteld worden als dag der herdenking voor de in
den grooten oorlog gefallenen soldaten, een herdenking te doen
plaats hebben aan de begravplaatsen der duitsche militairen in
Uwe gemeente' en verzocht wordt om toestemming.
Op 6 maart - al voor de ontvangst van het officiële verzoek -
verleent het college, refererend aan eerdere verzoeken,
toestemming onder de voorwaarden dat door het gezel
schap geen ontplooide banieren, vlaggen, vaandels en derge
lijke op den openbare weg en op de begraafplaatsen worden
medegevoerd' en 'dat geene politieke of voor andersdenkenden
krenkende redevoeringen of handelingen zullen plaats vinden'
Per brief bevestigt de RDG dat de gestelde voorwaarden
'stipt zullen bevolgd worden.'
Op 10 maart volgt een aanvulling van de RDG: 'Bij de op
17.Mart te houden herdenking in Bergen zullen aan twee der
graven kranzen worden neergelegd. Deze zullen zijn verzierd
met linten in de duitsche kleuren en het teeken der Hoogheid
van den duitschen Staat, het Hakenkruis' en verzoekt eventu
ele bezwaren mee te delen.
Op 12 maart reageert de gemeente en deelt mee 'dat er
onzerzijds geene bezwaren bestaan tegen het leggen van enige
kransen op de graven der Duitsche militairen alhier, welke kran
sen versierd zullen zijn met linten in de Duitsche kleuren. Tegen
het aanbrengen van het Hakenkruis aan deze kransen, meenen
wij bezwaar te moeten maken.'
De RDG houdt vol en schrijft op 13 maart dat de hakenkrui
zen niet afzonderlijk aan de kransen worden bevestigd, maar
aan het lint. Ook wordt vermeld dat de gemeenten IJmuiden
en Wijk aan Zee geen bezwaar hebben gemaakt, dat bij het
bezoek van de Duitse oorlogsbodems aan Amsterdam kran
sen met deze linten aan de graven der Nederlandse zeehel
den werden neergelegd, zonder dat er bezwaar bestond, en
dat de linten al voor heel Noord-Holland zijn besteld.
De gemeente houdt de rug recht en reageert op 15 maart
met een vierregelig briefje: 'Naar aanleiding van Uw schrij
ven d.d. 13 Maart j.l. deelen wij U mede dat het door U bedoel
de teeken hakenkruisnoch op de linten, noch op andere wijze
mag worden medegevoerd of aangebracht.'
9^cic()6^eut[ct)e (BemeiTt^ctjaft
ui'Jlorb-ïl ollanb
0^
Op 8 maart 1936 vindt wederom een herdenking plaats,
waarbij nu ook de omgekomenen van het koopvaardijschip
Renate Leonard (begraven aan de Kerkedijk) worden her
dacht. De gemeente geeft toestemming, onder dezelfde
voorwaarden als in 1935. De RDG meldt zich aan de ge
stelde voorwaarden te zullen houden maar vraagt nog wel of
'de kransen met linten in de kleuren van het duitse rijk mogen
worden versiert.'
13
Maar eerst terug in de historie. Dat geeft een interessant
inkijkje in de politieke toestand midden jarig dertig.
Correspondentie
Op 8 maart 1935 ontvangt de burgemeester van Bergen
een brief van de Reichsdeutsche Gemeinschaft in Nord-
Holland te Alkmaar (RDG) waarin wordt meegedeeld dat
Alk» r,Io.Mart 1935
l.vr
ft
Burgeneeotcr en TethotLüerG der
Gemeente Bergen,
inui k/h.
—O—O—O-O-O—O—O—O—O—O-O-O—O—O—O—O—
Bg de op IT.Kvirt te houden herdenking in
Bergen, sullen aan tnee der graver. Kransen vonden neergelegd. Dese Kul
len sjn versierd net linten in de duitsche Kleuren en het teefcen der
Hoogheid van den dultsehen staat,hel Hakentruis. ïonden vnn tijde der
goneente tlinrun hlertegen bstuan versoehe ik beleefd dit te villen
made dooien*
In afvuehtine van Uve antvoori
S
RDG deelt mee dat kransen met linten en hakenkruizen zullen worden
neergelegd.
Ook in 1937 en '38 wordt een herdenking gehouden, waar
bij in de toestemming van de gemeente telkens de voor
waarden uit 1935 letterlijk worden herhaald.
In een brief van 27 oktober 1938 geeft de gemeente, naar
aanleiding van een vraag, aan het Duitse consulaat-generaal
een overzicht van de Duitse militairen die op de begraaf
plaatsen aan de Kerkedijk en aan de Ruïnelaan zijn begra
ven, met een overzicht van de daaraan verbonden eigen
domsrechten en kosten.
Met betrekking tot de begraafplaats aan de Ruïnelaan wordt
alleen het graf van W.H. Schlüter genoemd. Daarbij wordt
opgemerkt dat op de 3de klasse ('voornamelijk voor armlas
tigen bestemd'), waar Schlüter begraven is, geen graven in
eigendom worden afgegeven en er nimmer enig recht kan
worden verkregen. Wel wordt vermeld dat dit graf regelma
tig is onderhouden.
Op 8 september 1919 heeft Willem Blokker, de doodgraver,
voor een vertegenwoordiger van het Kriegsministerium een
verklaring afgelegd waarin hij belooft voor een jaarlijkse
vergoeding van 2,- het graf van Wilhelm Heinrich Schlüter
regelmatig van gras en onkruid te ontdoen en van een