de stereotiepe vorm, bestaande uit een voorgevel, een
achtergevel en twee zijgevels. Een architect diende in Wij-
develds optiek niet louter gevels te ontwerpen, maar 'ruim
teontsluitingen' waarbij de plattegrond en de gevels een
eenheid vormen. De bouwwerken van de Amsterdamse
School worden inderdaad dikwijls vergeleken met sculptu
ren: geboetseerde vormen, van alle kanten te bewonderen.
De huizen werden letterlijk in klei gemodelleerd.
Het is opvallend dat Wijdeveld niet zag dat degenen die
beschouwd werden als de grote tegenstrevers van de
poëtische Amsterdamse Schoolarchitecten, de ogenschijn
lijk veel nuchterder aanhangers van het functionalisme,
eveneens eenheid tussen plattegrond en gevelontwerp
nastreefden. De functionalistische benadering leidde
echter tot een diametraal tegenovergesteld beeld: harde
witte vlakken tegenover het schilderachtige metselwerk
van de Amsterdamse School en platte daken tegenover
golvende rieten kappen. En het waren de functionalisten
die de Amsterdamse Schoolarchitecten betichtten van het
ontwerpen van 'schortjesarchitectuur': loze gevels voor
standaardplattegronden. De Amsterdamse Schoolarchi
tecten bewezen in Park Meerwijk juist dat de plattegrond
niet ondergeschikt was aan de gevel. De functionalisten
waren trouwens veel esthetischer dan ze wilden toege
ven. Ook zij zochten de Blauwe Vogel* - zoals Wijdeveld
het verwoordde - op zoek naar een betere maatschappij,
vormgegeven vanuit idealistische principes. Er was niet
één avant-garde, er bestonden meer avantgardistische
stromingen naast elkaar.
De kritiek van Wijdeveld
Wijdeveld besprak de ontwerpen van Park Meerwijk met
een zekere welwillendheid. Niet in het minst omdat hijzelf
gewoonlijk ook tot de Amsterdamse Schoolontwerpers
werd gerekend en - vanwege zijn activiteiten voor het tijd
schrift Wendingen - ook wel als spreekbuis van de Amster
damse School werd gezien. Zijn zwierige vormentaal en
typografie - in aansluiting op zijn geschriften - doen qua
expressie niet onder voor de meest fantasievolle ontwer
pen van De Klerk en Kramer. Daarmee is Wijdeveld nog
geen apologeet. Zijn analyse snijdt beslist hout als hij zegt
dat La Croix eigenlijk een vreemde eend in de bijt is met
zijn sobere hoofdvorm (van de dubbele villa aan Meer
wijklaan 4-6) met vier rechte gevelvlakken, beëindigd door
een dak. Veel minder expressief dan de andere huizen,
met hun ruimte-ontsluitingen. Wat Wijdeveld niet wist, was
dat de angel uit het ontwerp van La Croix was gehaald
doordat Heystee persoonlijk tegenhield dat de gehele
verdieping betegeld zou worden met keramische tegels.
De gevels waren niet zozeer bedoeld als driedimensionale
vertaling van de vormwil van La Croix, maar als dragers
van een kunstzinnige tweedimensionale uiting. Wijdeveld
was gecharmeerd van de huizen van Margaret Kropholler
Landhuis V en VI (Meezennest en Meerlhuis) van Margareth Krophol
ler. Boven: Vooraanzicht van de zuidgevel van landhuis VI. Foto net
na de bouw gemaakt door Bernard Eilers. Onder: Ontwerptekeningen.
Collectie Nederlands Architectuur Instituut, Rotterdam.
en oprecht verheugd dat de eerste vrouwelijke architect
was opgestaan. Staal, die als enige het platte dak in de
compositie opnam, is in de ogen van Wijdeveld het verst
in zijn streven de toekomstige architectuur in een ander
vaarwater te doen belanden. En ook dat ziet Wijdeveld
goed. Staal zou, samen met Margaret Kropholler, als enige
bewegen naar een meer functionalistische architectuur,
waarbij elementen uit zijn vroegere periodes zeker niet
geheel verdwenen.
Staal distantieerde zich echter al tijdens de bouw volledig
van Park Meerwijk omdat hij zich niet kon vinden in de uit
voering van het plan. Wijdeveld wist van de wrok van Staal
en stelde in zijn artikel dat Staal het hoogste verlangde,
maar het minst slaagde. En dat La Croix, de meest conven
tionele, het minst wilde en waarschijnlijk daarom het best
slaagde. Verder was Wijdeveld positief te spreken over
de interieurs van Blaauw en vooral over de drie (in 1922
4
BERGENSE KRONIEK, APRIL 2018