4
BERGENAREN EN DE TWEEDE WERELDOORLOG
We fietsten ook wel eens via Koedijk naar school. Als we
dan langs Duitse barakken aan de Rekerdijk in Koedijk
fietsten, zagen we overal zilverachtige papiertjes liggen die
de geallieerden hadden gedropt, met teksten als Steun het
verzet en de Binnenlandse Strijdkrachten.
In 1944 deed ik eindexamen. Eerst schriftelijk - al was het
papier schaars - daarna mondeling. Ik weet er niet veel
meer van, maar wel dat ik met mooie cijfers geslaagd ben.
Geëvacueerd
Begin juni 1944 kwam ons buurmeisje Gré Brakenhoff
langs. Zij was met haar familie geëvacueerd naar Hoorn
en werkte nog twee dagen in de week bij garage Smit. Ze
kwam vertellen: 'Buurvrouw, jullie moeten weggaan, want
als er wat gebeurt, laten ze hier alles in de lucht vliegen. En
dat met een huis vol munitie naast je!' Buurvrouw en buur
man Smit, toen pas getrouwd, namen ons mee naar haar
ouders in Krabbendam, bij Warmenhuizen. Vader en ik op
onze eigen fiets, mijn moeder voor op de transportfiets van
buurman Smit. Zo gingen we - met als enige bagage wat
kleding en een paar dekens - naar Krabbendam. En maar
hopen dat de Duitsers de brug bij Schoorldam niet open
hadden gezet. Zo zijn we een week bij 'opa en opoe Dek
ker' in huis geweest. De eerste dag zagen we grote rook
wolken boven Bergen en hoorden we ontploffingen. De
Duitsers hadden de restanten van Vliegveld Bergen opge
blazen na het eerdere bombardement door de Amerikanen
in mei. Na een week zijn we weer naar huis gegaan in de
hoop dat alles er nog stond. Dat was wel het geval, maar
al gauw kwam het bericht dat iedereen weg moest. Maar
ja, waarheen? Alkmaar en alle omliggende plaatsen zaten
al vol met mensen uit Den Helder en andere kustplaatsen.
Wij konden terecht bij tante Jans - een zus van mijn moe
der - en oom Willem in Nieuwendam (Amsterdam-Noord).
Op een open vrachtwagen kwamen we, met onze spullen,
in Nieuwendam aan. Enkele huizen verder stond een kel
derwoning leeg, daar hebben we gewoond tot we - een
maand na de bevrijding - terug konden naar Bergen.
1944-1945 - de Hongerwinter
De voedselvoorziening werd steeds slechter, we kregen
steeds minder bonnen om eten van te kopen. In de oogst
tijd ging mijn vader vanuit Nieuwendam met een kennis
naar tuinders bij Langedijk. Daar mochten ze dan 'aren
lezen', dat wil zeggen: nadat de tarwe geoogst is, het res
tant opzoeken, meenemen en thuis de korrels eruit zeven,
zodat je nog een broodje kon bakken.
Toen kwam de Hongerwinter. Er waren praktisch geen ko
len. Maar onze kamer in Nieuwendam keek uit op het Vlie
genbos: daar werden heel wat bomen omgezaagd om het
warm te stoken en om te kunnen koken. Vader verdiende
de kost met houtzagen.
Mijn oom Jan Bonink had een groentezaak in Amsterdam
Noord en zijn broer had een bakkerszaak aan de rand van
de Jordaan. Vader had hem hout geleverd voor een even
tuele verbouwing, in ruil voor brood. Eén keer per week
mocht ik vijf broden halen. Dan liep ik vanaf onze kelder
woning naar de pont. De ponten voeren niet meer heen en
weer, daar was geen brandstof voor. Er lagen een stuk of
vijf achter elkaar, als een brug, daar kon je dan overheen
lopen. Als je pech had, moest je een uur wachten omdat er
een schip door moest. Dan verder, door de Haarlemmer
straat en naar de bakkerij. Gist was er niet meer, dus een
broodje was heel zwaar en compact: niet hoger dan vijf
centimeter. Ik vond het eng om met die broden terug te
lopen. Iedereen langs de weg had honger, en als iemand
zou merken dat ik brood had, zou ik het gauw kwijt zijn.
Gelukkig is dat niet gebeurd. Eén brood ging er altijd naar
tante Jans en oom Willem. Zij hadden een melkzaak en
stopten ons ook wel eens wat toe.
Mensen in de rij voor de slagerij aan
de Breelaan, wachtend tot de winkel
opengaat. Vanaf december 1940 was
vlees 'op de bon'. In dit pand was in de
Hongerwinter de Gaarkeuken gevestigd.
Foto: Dick van Berge. Collectie D. van
den Akker-van Berge