Tewerkgestelden aan het woord Leo Roosloot (1927-2016): gesleep met kanonnen 'Ik werkte bij doe-het-zelfzaak Fin- kensieper in Bergen. Thuis konden de Duitsers me niet vinden, want we waren geëvacueerd en ons nieuwe adres was niet bekend. Maar op 1 juli 1943 kwam er een gewapende soldaat de winkel in, samen met een ambtenaar van het ar beidsbureau. Ik kreeg nog net tijd om wat spullen in te pakken. Met een vrachtauto werd ik naar Amsterdam afgevoerd. Van daar gingen we verder met de trein naar Kaldenkirchen in Duitsland. We waren met hon derden jongens uit alle windstreken van Nederland. In het doorgangskamp Bietigheim kregen we slecht eten in een slecht onderkomen. De eindbestemming was Ulm. We waren toen met zestig man. Veertig gingen er werken bij Magirus Deutz en twintig, onder wie ikzelf, bij het Heereszeugamt. Dat was een depot voor alle soorten militaire uitrusting. Ik zat bij de afdeling artille rie. We haalden bijvoorbeeld buitgemaakte Russische kanonnen die stuk waren uit elkaar en maakten elk onderdeel schoon. Daarmee konden andere kanonnen gemaakt worden en die konden dan weer tegen de Russen worden ingezet. Man, we hebben wat gesleept met kanonnen. Ulm werd ontzettend gebombardeerd. Gelukkig is nie mand van ons gedood. Ik had er twee vrienden: Alex Potja, een Rus, en Bertje uit Rotterdam. Als het bom barderen begon, verlieten we het terrein. We mochten 5 km van het terrein af. We voelden ons geen slaaf; we werden redelijk goed behandeld. Zeker in vergelij king met wat je leest over andere dwangarbeiders. Er werkten Duitse vrouwen in de keuken die ons wel eens matsten met brood- en vleesbonnen. Begin mei 1945 zijn we gevlucht toen we in de ga ten kregen dat de geallieerden eraan kwamen. We zochten een schuilplaats bij een klein dorpje in de buurt. Daar hebben we met vijftien man geslapen en gewacht tot het front voorbijgetrokken was. Zo zaten we uiteindelijk in door Amerikanen gecontroleerd ge bied. Met een Amerikaanse vrachtwagen zijn we later naar Parijs gebracht. Via het oosten van Nederland kon niet, daar waren alle wegen stukgeschoten. We hebben nog in een Belgisch kasteel gezeten en een maand in Brabant. Al die tijd wist mijn familie niet of ik nog leefde. Ik had al een jaar geen brieven meer mogen schrijven. Mijn vader was erg ziek. Gelukkig heeft hij het nog meege maakt dat ik weer thuis kwam.' Overgenomen uit Oorlogsjaren van Koen van Eijk e.a. zia geïnformeerd. Degenen die risico liepen, hadden zich kennelijk goed verstopt, want van de mannen die tijdens de razzia's in Bergen verbleven, kwamen verre weg de meesten niet in aanmerking of ze bezaten een geldige vrijstelling. De razzia's werden uitgevoerd door Duitse militairen die in Bergen gelegerd waren. Wellicht dat het geweld daardoor meeviel en niet veel indruk heeft gemaakt. Cees Ruijter weet 39 Bergenaren van de jaargangen 1920 tot en met 1925 op te sommen die in de oorlog naar Duitsland gestuurd zijn: Toon Bellekom, Cees Bloetjes, Wil Borst, Arie Buis, Cees Bijwaard, Dick Dek ker, Clemens Dekker, Rein Dekker, Piet van Duin, Karel Frankenmolen, Nico Grooteman, Cor Henneman, Lau Henneman, Jan Hollenberg, Cees Houtenbos, Gert Houtenbos, Lau Houtenbos, Piet Houtenbos, Simon Houtenbos (in mei 1944 verdronken in Duitsland), Jan Huting, Jo Jongedijk, Joop Leijen, Rein Maasen (in Duitsland verongelukt), Jaap Mooij, Piet Mooij, Niek Noort, David van Oene, Ben Paping, Pieterse, Joop Ranzijn, Erik de Ridder, Wouter Roobeek, Jan Roosen daal, Leo Roosloot, Cees Ruijter, Jan Ton, Bertus Vahl, Cor de Vriend en Arie Wolf. Cees Ruijter heeft ook een lijst nagelaten van 21 man nen die volgens hem wel voor de Arbeitseinssatz in aanmerking kwamen, maar niet naar Duitsland zijn ge gaan. Ook deze lijst is mogelijk niet compleet. Het zijn Dick Beeldman, Dick Blokker, Wim Boon, drie broers Bos Eijssen, Piet Beijneveld, Jan den Das, Chris Dekker, Jaap van Domselaer, Simeon ten Holt, Jan Ivangh, Jan Kollmer, Piet van Munster, drie broers Urbanus, twee broers Weijers en twee broers Willig. Hoe kwamen ze er onderuit? De vraag is hoe deze 21 jonge mannen het voor elkaar hebben gekregen de Arbeitseinssatz te ontlopen. Het zal zeker niet lukken om die vraag voor alle 21 te beant woorden. Het meest weten we van Chris Dekker, omdat er over zijn leven een boek is uitgegeven. Chris Dekker, geboren in 1921, woonde aan het be gin van de oorlog bij zijn moeder op de Guurtjeslaan; zijn vader, huisarts in Bergen, leefde toen al niet meer. Men kan wel zeggen dat ze 'op stand' woonden. Chris groeide op in een kunstenaarsmilieu en speelde viool. In februari 1943 dook hij onder in Heiloo; in juli 1943 aan de Herengracht in Amsterdam, in een pand dat was gehuurd door de kunstenares Gisèle van Waterschoot van der Gracht. Zij stelde er onderduikruimte ter be schikking. Chris woonde er met tien jongens waaronder zijn dorpsgenoot Vincent Weijand, die in 1945 in Bu- chenwald zou sterven. In Amsterdam ontmoette Chris een betrouwbare Duitser die hem adviseerde vrijwillig naar Berlijn te vertrekken. De Duitser had daar relaties die Chris aan een redelijk baantje zouden kunnen hel- 25 ARBEITSEINSATZ, WAAROM WIJ WEL EN ZIJ NIET?'

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Bergense kroniek | 2017 | | pagina 27