Stamboek betekende een eerste aanzet tot registratie van de kwalitatieve eigenschappen c.q. kenmerken van een pasgeboren rund. Die registratie was nodig voor het vastleggen van de erfelijke eigenschappen. Aan de hand daarvan kon op kwaliteit worden doorgefokt. De be trouwbaarheid van een dergelijke registratie werd gaan deweg zo belangrijk, dat er een betrouwbare identifica tiemethode moest komen. Daarom werd na de Tweede Wereldoorlog van al het pasgeboren rundvee een schets gemaakt van het kenmerkende vlekkenpatroon van het kalfje. Aldus deed de koeienschetser zijn intrede op de boerderij, in opdracht van de Gezondheidsdienst voor Dieren. Voor stamboekvee was de regel dat dit binnen drie dagen moest gebeuren. De koeienschets, die be halve het patroon ook de kleur (zwart- of roodbont) aan gaf, was het identiteitsbewijs van het rund. Dit ging altijd met het rund 'mee', tot aan het slachthuis toe. Maar ook kende men na de Tweede Wereldoorlog al oormerken. Kleine wit-metalen langwerpige strippen, die in één van de oren werd aangebracht, soms nauwelijks zichtbaar. Per 1 oktober 1991 werden de gele oormerken inge voerd, die de boer zelf in beide oren moet aanbrengen. En nog steeds geldt daarbij voor stamboekvee de eis om binnen drie dagen na de geboorte aangifte te doen bij het I&R (Identificatie en Registratie)-bureau. Op de gele oormerken staan allerlei gegevens en cijfers volgens een vast patroon, die borg moeten staan voor een nauwkeu rige registratie van het jongvee. Deze oormerken gaan mee zolang het rund leeft. Uiteraard spelen computer en internet met e-mail hierbij nu een hoofdrol. Begrijpelijk dat de koeienschetser dit registratiegeweld niet heeft overleefd en dus geschiedenis is geworden. Modernisering Vroeger ging het melken met de hand: de achterpoten van de koe werden (zo nodig) met een touw samenge bonden, waarna de boer of knecht op een melkkrukje ('melkblok') onder de koe ging zitten. (Jan Ranzijn be schrijft dit op pagina 30 uitgebreider. Zie ook de afbeel ding op pagina 28.) Tegenwoordig gaat het melken machinaal, al dan niet met behulp van een melkcarrousel of melkrobot. De 'ge wonnen' melk werd tot zo'n vijftig jaar geleden in melk bussen verzameld en door de melkfabriek opgehaald. Te genwoordig wordt de melk in een koeltank opgeslagen, die op bepaalde tijden door tankwagens wordt geleegd en afgevoerd naar de melkfabriek. De mechanisatie deed al in een vroeg stadium zijn intrede in het melkveebedrijf. De eerste melkmachine dateert van eind 19de eeuw, en na de Tweede Wereldoorlog werd het gebruik van melkmachines op de boerderij gemeen goed. Voor melkmachines bestaan verschillende syste men, waarbij altijd vier rubberen zuignappen machinaal in een ritme van aanzuigen en loslaten van lucht de imitatie oproepen van drinkende kalveren. Bij een melkcarrousel draaien de machinaal te melken koeien in een soort draai molen om de melker heen. Die hoeft dan niet voortdu rend heen en weer te lopen. De nieuwste ontwikkeling is de melkrobot, waarbij de koe zelf in een soort box stapt om automatisch machinaal te worden gemolken. Om de alsmaar groeiende boterberg en melkplas een halt toe te roepen, werd in 1984 voor alle landen van de Europese Unie een melkquotum ingesteld. Daarmee werd een maximum gesteld aan het aantal te produceren liters melk. Door nieuwe afzetmarkten en een wereldwijd stijgende vraag naar zuivelproducten werd deze maatre gel overbodig. Ter voorkoming van een schokeffect werd het melkquotum vanaf 2008 in stapjes versoepeld en per 1 april 2015 afgeschaft. Nu de melkquota zijn losgelaten zullen melkveebedrijven op nog grotere schaal gaan produceren. Dat vraagt weer om nieuwe systemen, waarbij de computer een onmisba re rol speelt in het digitaal vastleggen en doorgeven van productieresultaten. 6 HISTORISCHE VERENIGING BERGEN NH, THEMANUMMER 12, SEPTEMBER 2015 Bronnen - Jan Slot (red.). Het Europese koeienboek in: De geschiedenis ener melkinrichting; een eeuw consumptiemelk 1879-1979. Amsterdam, 1979. - Thimo de Nijs en Eelco Beukers (red.). De geschiedenis van Holland, deel II 1572-1795. Verloren, Hilversum, 2002. - Alfred van Dijk. De boer, de koe en onze zuivelindustrie. Elsevier, Amsterdam, 1983.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Bergense kroniek | 2015 | | pagina 8