Over koetjes en kalfjes
EEN HISTORISCH PERSPECTIEF
De Bergense boeren zijn vooral rundvee
boeren. Dit artikel plaatst de rundvee
houderij in historisch perspectief.
Van oeros tot dubbeldoel-koe, van
bulloper tot KI-station, van koeienschetser
tot oormerk.
2
De oeros
De stamvader van alle Europese huisrunderen was de
Bosprimigeniuseen groot beest met een 'schofthoogte'
van 160 tot 180 centimeter. De stieren waren bruinzwart
met naar voren gedragen hoorns, de koeien waren rood.
De laatste kudde oerossen zwierf rond in Polen en in
1627 stierf de laatste oeros.
Het heeft de prehistorische mens nogal wat moeite ge
kost om deze runderen te temmen. Dat temmen was
noodzakelijk om de trekkracht van de oeros voor allerlei
doeleinden te kunnen benutten; niet voor het verkrijgen
van vlees of melk. Immers, voor het vlees kon men deze
(en andere) dieren gemakkelijk bejagen en voor de melk-
opbrengst waren er beter hanteerbare melkdieren, zoals
de geit.
Er zijn aanwijzingen uit Sleeswijk-Holstein van zo'n 3500
jaar geleden dat de oeros voor 'eigen' gebruik was
getemd en van daaruit werd verspreid over Noordwest
Europa. De Romeinen brachten met hun komst 'eigen'
runderen mee en de volksverhuizingen in de vroege mid
deleeuwen droegen ook hun steentje bij aan de versprei
ding van getemde oerrunderen. Uit ons land is bekend
dat in Friese terpen botresten van de oeros werden aan
getroffen. Tot ongeveer het jaar 1000 werden dergelijke
terpen opgeworpen en er zijn geen bewijzen dat daarin
botresten werden gevonden van het Friese vee zoals we
dat nu kennen.
Wij hebben ze in soorten
Op schilderijen van Hollandse meesters uit de 16de-17de
eeuw is veelal het roodbonte vee afgebeeld. Tegenwoor-
De oeros
dig vormen de Fries-Hollandse zwartbonte runderen het
belangrijkste melkras, zowel in Nederland als wereldwijd.
Uit historische gegevens over veemarkten tussen 1200
en 1500 is bekend dat er (onder andere) rundvee werd
gefokt en verhandeld. Ook het bestaan van botermark
ten in de 13de eeuw wijst op exploitatie van het rund.
De Gouden Eeuw bracht ook gouden tijden voor de vee
handel. Toen al werd geïmporteerd rundvee hier in Hol
land vetgemest en vervolgens weer geëxporteerd.
Maar behalve deze voorspoed waren er van tijd tot tijd
rampen waar ook het vee onder te lijden had. Bij over
stromingen verdronken er heel wat mensen en dieren
en ook de runderpest liet zijn sporen na. Door deze
rampspoeden was het oorspronkelijke oude landras van
roodbonten tegen het eind van de 18de eeuw verloren
gegaan. De veestapel werd naderhand aangevuld met
runderen uit Oost-Friesland (Duitsland) en Denemarken.
In de loop van de 19de eeuw herstelde de rundveefok
kerij zich krachtig.
Met het inmiddels ontwikkelde fokkersvakmanschap
bleek men nu in staat een aantal goede rassen te fok
ken. Koeien met een betere melkopbrengst en een lan
gere levensduur. Voor het op peil houden en verbeteren
van de fokkwaliteit werd in 1874 het Nederlandsche
Rundvee- Stamboek (NRS) opgericht. Directe aanlei
ding daarvoor was dat Noord-Amerikaanse veeboeren
vanaf ca.1860 massaal melkvee opkochten. Vanuit het
stamboek werden later aparte stamboeken ingesteld