Herinneringen van Bergense boerenkinderen Van veeboer naar melkboer BOERENKINDEREN DOEN HUN VERHAAL Na de uitvinding van de molen kon men in Noord-Holland veel water tot droog land malen. Daardoor kon de veestapel groeien en werd Nederland een agrarisch land. Melk, boter, kaas en het vlees van de koeien werden ook geëxporteerd. Een boer met 15 koeien had een groot bedrijf. Wij kunnen ons nu niet meer voorstellen dat er tot zo'n vijftig jaar geleden alleen al rond Bergen wel tachtig boerenbedrijven waren gevestigd. En deze boeren deden bijna al het werk nog met de hand. Enkele kinderen van deze boeren doen hun verhaal. HERINNERINGEN VAN JOOP RANZIJN De familie Ranzijn had een boerderij aan de Filarskiweg. Ook daar werd tot het jaar 1960 het meeste werk met de hand gedaan. Het gezin maakte lange dagen maar men wist niet beter. 'De dag van een boer begon altijd met 'melkstijd' 's mor gens vroeg om 5 uur', vertelt Joop Ranzijn, zoon van Jan Ranzijn. Het melken nam 2,5 uur en dat herhaalde zich om 17 uur. Pas om 19.30 uur kon het gezin brood eten. De jongens Ranzijn leerden al vroeg melken, want zodra je uit school kwam, ging je vader helpen: de koeien voeren en daarna melken. Dan had hij geen knecht nodig, dat spaarde geld uit. De melkprijs was namelijk zeer laag. Een slechte situatie voor de boeren. 'Voor het melken pakte je een melkblok, dat was een krukje met één poot dat je ombond en waarop je kon zitten. Eerst maakte je de uiers schoon met je handen, en daarna even 'werpelen' met de spenen zodat ze wat harder werden. Dan de emmer tussen je benen en dan begon je te melken.' Rond 1928 kwamen er al veel mensen in de omgeving van de Filarskiweg wonen en kwam Tuindorp in zicht. Daardoor haalden steeds meer mensen melk bij de boerderij en be sloot vader Ranzijn een melkzaak aan huis te beginnen. De melk ging niet meer naar de fabriek. Toen Joop en zijn broer wat ouder werden, hielpen zij vol ledig mee op de boerderij. 's Winters was er altijd veel werk te doen: tweemaal per dag de groep (mestgoot) uitmesten, de koeien krachtvoer en hooi geven, de watergoot volpom pen. 'Als de koeien rond 1 mei het land in gingen, hadden ze een 30 halfjaar op stal gestaan. Dan moest je erbij zijn, want ze gin gen weleens in gevecht: met de koppen tegen elkaar, met gebroken hoorns tot gevolg. De verzamelde mest en gier werden als groeimiddel over het land uitgestrooid.' Voor 'melkstijd' werden eerst de koeien in het land bij elkaar gedreven en vastgezet aan een paaltje. Elke koe liep uit zichzelf naar zijn eigen paaltje. Wonderlijk, vindt Joop Ran zijn nog altijd. Slechte tijden, goede tijden De jaren dertig van de vorige eeuw waren ook voor de boeren heel slecht. Voor 1 liter melk werd 3 cent betaald. Boeren hadden het altijd druk, maar in de oorlog kregen ze het nog drukker. Toen moest iedere boer 25% van zijn land omploegen om er graan en aardappelen op te verbouwen, de zogeheten scheurplicht. Dat betekende voor de familie Ranzijn 5 hectare ploegen en beplanten. Na de oorlog werd de economische situatie iets beter. Want in Bergen waren inmiddels 23 melkboeren gevestigd die bij veeboeren melk ophaalden om uit te venten. Totdat dat verboden werd en de melk uit hygiënisch oogpunt - bewerkt - via de melkfabriek geleverd moest worden. Sloten en schouwen Bergen had acht polders: de Bergermeerpolder, de Damlan- derpolder, de Noorder Reker- en Mangelpolder, de Zuider en Midden-Rekerpolder, de Oudburgerpolder, de Philistein- se polder, de Sluispolder en de Zuurvenspolder. Vroeger had iedere polder een eigen polderbestuur, bestaande uit een voorzitter en drie of vier bestuursleden, ook wel schouwhe-

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Bergense kroniek | 2015 | | pagina 32