28 HISTORISCHE VERENIGING BERGEN NH, THEMANUMMER 12, SEPTEMBER 2015 Zorg voor de veestapel 'Als je dertig jaar geleden honderd koeien had, was dat veel', vertelt Jan. 'Maar nu worden bedrijven door nieuwe technieken en overnames steeds groter en de boeren zijn steeds beter opgeleid. Er is minder 'arbeid'. Dat verlaagt de kosten.' Dat de beesten slechter af zijn, bestrijdt hij: 'Zeker 70% van de Nederlandse koeien loopt 's zomers buiten en elke koe krijgt zijn aangepaste hoeveelheid krachtvoer.' Met het vee hebben Jan en Lia het beste voor. Natuurlijk, je leert dat een koe geen gezelschapsdier is. Een koe moet economisch iets opleveren. Jan: 'Maar dat wil niet zeggen dat het een wegwerpartikel is. Wij zorgen zo goed moge lijk voor ze.' Een koe is na 2,5 jaar volwassen. Als ze een kalfje heeft gebaard, geeft ze melk. Om elk jaar weer een kalfje te krij gen, is het streven is dat de koe drie maanden na de beval ling weer gedekt wordt. Een koe is eens per maand tochtig (vruchtbaar) - soms maar een paar uur. Hoe kun je zien dat een koe tochtig is? Aan het begin springt ze op een ande re koe; daarna wordt ze door andere koeien besprongen. Als ze daarbij blijft staan, is het tijd om te insemineren. Je moet dus op tijd sperma uitzoeken en bestellen. In het blad Stierenaanbod, voor een betere veestapel kun je een stier op allerlei punten selecteren, zoals beenwerk, conditie of uierdiepte. Via de computer doet Jan bij het KI-station zijn bestelling voor een bedrag van 30-50 euro, inclusief voor- rijkosten en behandeling door de inseminator. Pieter Zwakman, vader van Jan op een melkblok. Foto uit ca. 1937, uit de collectie van Jan Zwakman Jan kiest niet voor 'melkvererven'. Dat betekent dat hij de koe niet te veel melk laat geven. Door de lagere kwaliteit van de grond zou een koe 'zichzelf kunnen weggeven', waardoor zij mager wordt en bevattelijk voor ziektes. In de zomer wordt het gras in de Loterijlanden gemaaid. Dat wordt aan het jongvee gevoerd. Omdat daar geen kunstmest gestrooid mag worden, is het gras daar minder van kwaliteit. 'Daar zit geen melk in', zegt de boer dan. De ruwe celstoffen zijn wel goed voor het maag-darmkanaal van het jongvee. Het 'goede' gras van bemest land wordt na het maaien in folie bewaard en dient als voeding in de winter ('ruwvoer'). Het heeft een veel betere kwaliteit dan hooi. Zo krijgen de dieren meer voedingswaarde binnen en dat komt de gezondheid van de koeien ten goede. De beesten krijgen trouwens ook krachtvoer bijgevoerd. Elk seizoen komt de veearts langs om de gezondheid van de melkkoeien te bekijken; dat is een verplichting van de melkfabrieken en de grote supermarkten. Bij koeien die in loopstallen verblijven stopt hij ook de groei van de hoorns. Met stikstof wordt dan het topje van de hoorn aangestipt. In grote loopstallen kunnen koeien elkaar met de hoorns verwonden als ze gaan vechten. Tegenwoordig worden hoornloze koeien gefokt, ooit een genfoutje van de natuur waar nu dankbaar gebruik van wordt gemaakt. Gemiddeld na zes jaar gaat de koe naar de slachterij, zoals het slachthuis tegenwoordig heet. Vaak vanwege gezond heidsproblemen zoals gebreken aan de poten of aan de uier, of omdat ze niet meer drachtig worden. Van Jan en Lia gaan er elk jaar zes koeien naar de slachterij in Amster dam, evenals alle jonge stiertjes. Zo is de veestapel van 39 koeien, inclusief kleinvee, elke vijf jaar vernieuwd. Hoe ga je daarmee om, hoe neem je afscheid van een dier waar je jaren voor hebt gezorgd? Jan en Lia zijn daar vrij nuchter over. 'Zoals gezegd beschouwen we de koeien niet als gezelschapsdieren. Je weet van tevoren dat er na zes jaar een eind aan haar leven komt. Dat is een noodzakelijk kwaad. Toch voelt het ook een beetje als verraad. Maar zo lang een koe bij ons is, verzorgen wij haar met alle respect.' Maar met sommige koeien krijgen Jan en Lia een speciale band. Zo'n koe mag blijven tot het niet meer draaglijk voor haar is. Zo is de staltijd in de winter soms te veel voor een oudere koe. Dan wordt het toch tijd om afscheid te nemen. De koeien van Jan en Lia heten nu naar de kinderen van de bezoekers van hun camping: Una, Jael, Hanna, Pluis en Carlijn. Van april tot november kan men namelijk bij hen kamperen bij de boer. Sommige gasten komen er al veer tig jaar.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Bergense kroniek | 2015 | | pagina 30