ven maken met een hoosschep. Om half elf was er koffie met kantkoek of koekbeschuit. (Wie of welke bakker heeft daar nog een recept van?) Als de stal schoon was, werd het woonhuis onderhanden genomen. De kasten met kleding, de bedden, alles moest worden uitgesopt. Ook de servies- kasten kregen een grondige beurt en werden voorzien van nieuwe kastranden. Hiervoor werd speciaal glad wit papier gekocht, met daaraan een prachtige kanten rand. De bed den leverden deze dagen veel wasgoed op, want alles wat enigszins voor wassen in aanmerking kwam, belandde in de teil en op het bleekveld. Als alles weer, na lang kloppen en schudden, wassen en strijken, op zijn plaats lag of hing, gaf dat een voldaan gevoel, wat de vermoeidheid een beetje deed vergeten. Een leuke bijkomstigheid van de beddenschoonmaak was het trakteren op de dag dat jouw bed werd schoongemaakt. Vaak ben ik in de drukte, op de fiets, naar het dorp geracet om een half pond allerhande te halen. Het uitsoppen van de kamers was werk voor vader en moe der samen. Daar kwam de tafel aan te pas, om de teilen en emmers op te zetten. Die tafel vormde samen met de grammofoon het enig overgebleven meubilair in de kamer. Ik zie nog voor me hoe vader, onder deze schoonmaakklus, steeds van en op de tafel sprong (hij was daar heel bedre ven in) om de muziek te regelen. Na wat rommelen in de platendozen en het doosje met grammofoonnaalden klonk 'His Masters Voice' weer luid en duidelijk door de lege ka mer, die een speciale akoestiek bood. Als laatste waren de dars en de inmiddels droog geworden stal aan de beurt. In de stal deed vader het schilderwerk en teerde hij de ondermuurtjes. Ook zorgde hij voor wit duinzand op de stallen. Het zand voor de stallen werd met paard en kar uit het zandgat aan de Zeeweg gehaald. Be taald werd er via een luikje in de buitenmuur in de huiska mer van de boerderij De Franschman. Het zandrijden was een gezellige dag tijdens mijn jeugd. De rest, het inrichten van de zomerstal, was vrouwenwerk. Na de zomer, na de tweede snee hooi en de Alkmaarse ker mis, begon de herfstschoonmaak. Het werk van de boerin Het werk van de boerin was veelzijdig. De gouden regel uit mijn jeugd 'Als je pannenkoeken kunt bakken, mag je gaan trouwen', ging voor de boerin niet op. Nee, zij moest een goede kop boter kunnen maken en lekkere, goed verkoop bare kaas. De huishouding, de groentetuin, het conserveren van levensmiddelen voor de wintervoorraad en het naai werk waren eveneens haar taken, waarbij leidinggeven op al deze gebieden de voornaamste taak was. Bij de inmaak in Keulse potten werd veel zout gebruikt. Zelf heb ik nog een groot roodstenen vergiet in de kamer staan, waar ik vroeger thuis sperziebonen in schepte om ze te la ten afkoelen. En dan het naaiwerk: veel werd thuis gemaakt. Ook het nieuwe 'kleedje' (jurkje) voor Pinkster en de kermis werd vaak 's winters gemaakt. En om een West-Friese kanten kap te maken, dat is een hele onderneming. Vroeger werden de kappenkanten nog al eens te koop aangeboden door marktkooplieden in cafés, op zondagmorgen na kerktijd. Ook kwamen ze ermee langs de boerderijen. Nu is de strook kant die nodig is om 18 plooien in te leggen bijna niet meer te krijgen. Vaak zijn er slijtplekken in de tule die moeilijk zijn te herstellen, al zijn kleine gaatjes met een stuk tule nog wel weg te werken en stijfsel verhult veel. Het naaien van de kap is een heel precies handwerk. Het vraagt veel ervaring om met stijfsel, plooihoutjes en plooi-ijzer een mooi uitstaande en stevige plooienrand te maken. Het stijven is ook een vak apart. Het met de hand inkloppen van de puddingdikke stijfsel, het inleggen van de plooien op een speciaal plankje met plooistokjes en het op de juiste tijd verwijderen hiervan, vereist allemaal kennis en ervaring. Ook het onderhoud van de kap met een plooi-ijzer moet eerst (jong) worden geleerd voor het (oud) kan worden gedaan. De (moes)tuin Dan waren er thuis de werkzaamheden rond de tuin. In de zomer inspectie van de bessensapflesjes - met meestal een schimmelprop in de hals - en de jam, waarvan het bovenste laagje moest worden weggegooid. Na de zomer was in sep tember de fruitoogst aan de gang. We hebben nooit veel fruitbomen gehad. Naast enkele pruimenbomen herinner ik mij nog een paar oude appelrassen, waarvan ik de kleuren zo prachtig decoratief vond. Ik herinner me nog de heerlijke smaak van de zondagse zoe te stoofappeltjes en -peertjes. De zelfgemaakte 'vrouwen drankjes' volgens het recept van grootmoeders morellen- likeur... pittig en sterk, zodat hoofdpijn geen uitzondering was. Maar daarvoor stond de eau de cologne op de tafel. Ook werden de peulvruchten binnengehaald en op zolder rond de schoorsteen te drogen gehangen. Op wintermid dagen werden ze, na het dorsen, uitgezocht en bewaard in kleine blauwe houten kuipjes met twee handvaten en een deksel. Deze kleine kuipjes vond ik altijd zo mooi! Ver moedelijk zijn het de boterkuipjes van mijn grootouders geweest. Tegen de herfst werd de tuin steeds leger. De bieten en wortelen gingen in de kistjes met duinzand. De uien werden op jutezakken uitgelegd op de zolder. De aardappelen gin gen in de kelder en de kool werd, zo koel mogelijk, aan de stronk opgehangen in een schuurtje. Zandwegen en zwervers Een beeld van de duinenrij met veel bos op de voorgrond, gevolgd door polderland dat, hoewel omringd door dijkjes, nog behoorlijk dras kon zijn. Er liepen zandwegen richting 25 HERINNERINGEN VAN TRIEN DEKKER-ZWAKMAN

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Bergense kroniek | 2015 | | pagina 27