samen, soms ook met anderen, zoals meisjes van Olden
burg, Vrasdonk en Klemkerk. We gingen vaak lopend of
(na de oorlog) op de fiets ergens naar toe: zwemmen in de
Beekse hoek, bij Pesie, in de Duitse tankgracht bij de Land
weg of in zee.
Tussen mijn broer Pieter, die twaalf jaar ouder was, en mij
heerste in mijn kinderjaren meestal een stabiele vrede.
Lekker bekvechten met Piet was er niet zo bij en streken
uithalen evenmin... ik zag zo'n groot lichaam liever niet als
tegenstander! Toen ik ouder werd, ging deze verstandhou
ding over in wederzijdse genegenheid en waardering. We
gingen toen ook nogal eens samen op pad; een avondje
naar zijn vrienden in het dorp of naar de buren, waar we
vaak samen werden gevraagd. Ook waren er nogal eens
kaartavondjes met familie. Een van de eerste dingen die ik
van mijn vader heb geleerd, was het schudden van een stel
kaarten. 's Winters zijn we vaak naar De Rustende Jager
geweest. Daar was dan een lezing met dia's van de heer
B. Schuil, Piet Timmerman of anderen. Het waren gezellige
avonden en de wandeling heen en weer vond ik altijd een
evenement.
Na de hooitijd waren er zomeruitstapjes. De kermis was een
gebeurtenis die minstens tweemaal werd bezocht. Natuur
lijk die in Bergen, aan de Karel de Grotelaan, maar ook die
in Alkmaar. Op 31 augustus, Koninginnedag, ging de hele
familie naar de Breelaan om naar de volksspelen te kijken.
Ook bezochten wij altijd trouw het Bloemencorso en de
Verlichtingsavond. Ik herinner me nog veel van deze evene
menten in het dorp, waarvoor ontzettend veel vrijwilligers
werk enthousiast werd verricht door een groep Bergenaren.
Van Piet heb ik leren fluiten, en hoe! Mijn schoonmoeder,
moeder Dekker, zei vaak: 'Fluitende vrouwen en loeiende
koeien zijn zelden goeie.'
De kleine Trien helpt met 'bonen draden'. Foto uit de collectie van Trien
Dekker-Zwakman
Piet had ook een bloementuin. Dat was, voor hij met stijl
dansen begon, zijn grote liefde. Na enkele jaren stond de
tuin vol met planten en bloemen. De bloementuin voor het
huis werd beheerd door moeder. Daar groeiden allerlei oude
boerderijplanten, en verder asters en zinnia's. De groente
tuin verloor steeds meer terrein aan de flora van Piet. Ik was
wel een van de grootste klanten voor zijn boeketjes.
Wonen in de stolp
De stolpboerderij is een echt Noord-Hollands bouwwerk,
met al zijn voor- en nadelen. De voordelen waren een maxi
male beschutting van het woongedeelte door de hooiber-
ging en de hoog opgestapelde strobalen op de zolders.
Ook het vee bracht veel warmte in huis. Een ander voordeel
was dat de bewoners makkelijk - zo nodig dag en nacht -
toezicht konden houden op het vee, dat onder hetzelfde
dak in de stal stond.
Nadelen van 'alles onder één dak' waren de altijd aanwe
zige koedamp (een vochtige, enigszins kleverige aanslag
die overal in het huis doordrong) en de, na de normale
hooibroeiperiode, voorkomende hooimijten: heel kleine
roodbruine beestjes, die bijna jaarlijks opdoken in alle in de
hooiberg uitgebouwde kasten en bedsteden.
Het interieur
Aan boedelinventarisatielijsten (zie pagina 18) is te zien dat
het werk op de eerste plaats stond. Het werkmateriaal be
nodigd voor het kaas en boter maken bevond zich in beide
woonkamers. De ingang naar de kaasberging en de kelder
ging eveneens via deze twee kamers.
Oorspronkelijk heeft de boerderij tegelvloeren gehad, die
later bedekt zijn met hout. De tegels waren erg beschadigd
door het lopen op klompen, zo bleek bij de laatste verbou
wing door Jan en Lia Zwakman.
De bestrating van de toegang, de achterste drie meters
na de houten vloer van de dars en de bestrating rond de
buitendeuren zijn gelegd met gele stenen, de zogenaamde
boerengeeltjes.
In mijn jeugd vond ik de twee grote kasten opvallend: een
soort inloopkast met een openslaand raampje op het oos
ten. Ideale kasten voor kleding: ver van de koestal en de
hooiberg. De kasten waren lichtblauw geschilderd en voor
zien van stevige houten pinnen (een verkleinde uitvoering
van de pinnen uit de tuigenkast) en hadden tamelijk dikke,
solide bevestigde planken. Heel mooi maar eenvoudig wa
ren de ovale deurknoppen: zwart met een eveneens zwart
geschilderd parelrandje.
Op het 'staltje', een vertrek dat door een open wand ver
bonden was met de koestal, bevond zich de haardstee.
De haardstee was een betegelde schouw met een hoge
22
HISTORISCHE VERENIGING BERGEN NH, THEMANUMMER 12, SEPTEMBER 2015