De hooisteker De opslag van hooi in de stolpboerderij bracht brandgevaar met zich mee. Om dit te voorkomen, werd het hooi regelmatig geïnspecteerd. Art. 30: Ende om voor te komen verscheijde ongemakken welke uijt het broeijen van de Hooijen zijn spruijtende, doordien de huij- sluijden de selve Hooijen en niet tijdelijk en komen te spitten, soo is tot verhoedinge van alle pericul ende onheijl welke daar uijt soude kunnen ontstaan gekeurt ende geordonneert dat alle Inwoonderen deser heerlijkheijd de hooijstekers ende Keurmeesters gestelt opde toezigt van 't broeijen van de Hooijen goede agtinge toezigt en requard sullen moeten laten nemen ende hare Commissie ende Last sonder eenige verhinderinge ofte oppositie 't zij met woorden ofte daden laten volvoeren ende in 't steken van de Hooijen te adsiteren'... 11 Een hooisteker in actie. Foto uit de collectie van Trien Dekker-Zwakman Met de komst van de stolpboerderij vanaf ca. 1600 werd het vierkant van de boerderij van oudsher gebruikt voor de opslag van hooi. (Voor een plattegrond van een stolpboerderij met het vierkant, zie pagina 33). Dit hooi werd aan de rundveestapel gevoerd in de tijd dat de koeien afhankelijk van de weersomstandigheden op stal stonden, zo vanaf november tot en met maart. Voor die periode had men een aanzienlijke hoeveelheid hooi nodig, die in de zomertijd van het land werd gemaaid, gedroogd en binnengehaald. Het vierkant bood vol doende ruimte om al dit hooi op te slaan. Maar juist die grote hoeveelheid opgetast hooi bracht ook een risico met zich mee als het hooi nog maar enigszins vochtig was: hooibroei. Een niet te onderschatten bedreiging van de boerderij met bewoners. Er zijn dan ook heel wat boerderijen door hooibroei in vlammen opgegaan. Dit brandgevaar werd van zo'n algemeen belang voor het dorp geacht, dat in de keur (verordening) van 1 novem ber 1769 voor Bergen ook enkele artikelen aan het ge vaar van hooibroei werden gewijd. Het was de taak van de hooisteker regelmatig de hooi- opslag in de boerderijen te controleren op hooibroei. Dit vinden we ook terug in de instructie voor de gemeen telijke hooisteker, vastgesteld op 27 mei 1880. Artikel 1 zegt dat de hooistekers of keurmeesters de ingezetenen te allen tijde ten dienste staan 'tot het ijzeren en keuren van hooi'. Elk jaar moeten de hooistekers de gemeente rondgaan om het hooi te inspecteren, van de eerste maandag in juli tot half augustus. En dit zo mogelijk iedere week, maar ten minste drie maal. Dat ook brand verzekeringsmaatschappijen hier een groot belang bij hadden, laat zich raden. Met behulp van een lange, in elkaar te schroeven ijzeren pen met weerhaak werd uit het midden van de hooiberg een plukje hooi getrokken, het 'ijzeren'. Als de pen erg heet was en het plukje hooi donkerbruin tot zwart zag, was er sprake van hooibroei. Dan moest er een gat in de hooiberg worden gemaakt om de broeiplek open te maken en te laten afkoelen. Of zoals de instructie uit 1880 het verwoordde: 'den eigenaar vermanen onverwijld te spitten'. Met de introductie van het kuilgras en nog weer later het gebruik van folie voor het verpakken van het gemaaide gras, is de hooisteker verleden tijd geworden. Boer Smit van de Kogendijk was de laatste gemeentelijke hooisteker. Hij was ook de eer ste parkeerwachter!

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Bergense kroniek | 2015 | | pagina 13