Geboren op 't Woud YVON BOS EYSSEN Onze dorpsgenote Betsie Vlaar (81) heeft in Bergen een enerverend leven gehad. Geboren op 't Woud in een groot gezin dat het erg arm had, maakte zij de Tweede Wereldoorlog mee. Bovendien kampte zij met een slechte gezondheid waardoor ze als twintiger al blind werd. Yvon Bos Eyssen praatte met haar over het leven op de boerderij en de oorlogstijd. Betsie (officieel Elisabeth Anna) Vlaar is geboren op 't Woud, maar haar familie kwam oorspronkelijk niet van hier. Haar vader was boer bij Anna Paulowna. Zijn vrouw maakte een aantal moeilijke bevallingen door en zij verloren meerdere heel jonge kinderen. Zij hadden een zoon van 7, Nic, toen Annie werd geboren en de moeder daarbij overleed. Dat was in 1927. Het buurmeisje, Catharina Klaver, kwam de weduwnaar bijstaan in zijn zorgen en verdriet. En zoals dat kan gaan, werd zij zijn tweede vrouw. Samen kregen ze acht zonen en twee dochters. Betsie is de jongste dochter. In 1932 kwam de familie in Bergen wonen, aan de Voert, waar boer Vlaar een boerderij huurde (deze is later ver brand). Toen er een boerderij beschikbaar kwam aan He renweg 57 (afgebroken in 2010), heeft een werkman van bollenboer Vreeburg Vlaar aanbevolen als boer voor deze boerderij, waarop de familie Vlaar in de boerderij trok. Hier woonde de familie van 1933 tot 1938. Het was een hard en arm bestaan. Klein was het ook: bij elke nieuweling moest er ingeschikt worden. Zo lagen de kinderen twee aan twee in de bedstee. In de koude januarimaand van 1934 werd Betsie geboren en in 1937 haar broertje Piet. Kruik Betsie vertelt: 'In de winter, als de ijsbloemen op de ramen stonden van de kou, maakte moeder straatstenen heet op de houtkachel voordat we te bed gingen. Die stenen wer den in een doek gewikkeld en zo had iedereen een 'kruik'. Als het dan nóg te koud was, legde je een oude jas over je heen. Maar als je naar de plee moest, liep je te bibberen van de kou. Dan moest je met je blote benen in je klom pen naar het houten hokje in de boet.' Toiletpapier was er niet. 'Aan een spijker hing een draad waaraan moeder stukjes krant had geregen.' De boerderij had geen keuken. 'Eén bedstee was leegge haald, zodat op die planken het petroleumstel kon staan. Water kwam van de pomp in de stal. We aten groente van de moestuin en in de schuur lagen wortelen en uien opge slagen.' Voordat de kinderen in de bedstee kropen, kregen ze eerst een lepel levertraan met suiker. Alleen 's morgens haalden ze het washandje over hun snoet. Eén keer in de week kregen ze schone kleren - een 'verschoning' - en oude overhemden werden hergebruikt door de volgende kinderen. In 1938 verhuisden de buren - de familie Dek ker - uit het dubbele woonhuis naast de oude boerderij en de familie Vlaar kon in dat huis trekken. 'Dat was een heel verschil met de vorige woning', vertelt Betsie, 'want er was een grote eetkeuken met plaats voor een tafeltje voor de petroleumstellen en een aanrecht met kastjes en een kleine pomp.' Daar werden haar broers Theo, Jos, Jan, Egbert en Gerard geboren. Oorlogstijd Betsie was zes jaar toen de oorlog uitbrak. Zelf was ze die dag ziek, maar haar zus Rie en haar broers Wim, Aad en Piet liepen 's morgens vroeg naar school, langs de Voert, toen het vliegveld werd gebombardeerd. 'Heilige Francis- cus, help ons!' had Wim zijn heilige aangeroepen en Rie riep haar heilige Theresia aan. Maar Piet, nog te jong voor het heilig vormsel, snikte: 'Ik heb nog geen beschermhei lige.' Van angst doken ze de greppel in en daarna renden ze naar de overkant en verstopten zich onder een berg 25

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Bergense kroniek | 2015 | | pagina 27