Tijdmeting tijdens de Franse Revolutie
17
BERGEN HEEFT DE TIJD
Prent uit 1774 van J.P. Horstok waar de zonnewijzer duidelijk
aanwezig is. Tijdens de restauratie van 1955-1960 is hij verwijderd.
daarin aanwezige torenuurwerken eigendom van de ge
meentes. Ook in Bergen. Op dit moment heeft Bergen
twee openbare uurwerken: in de dakruiter - de kleine
toren op het midden van het schip - van de Ruïnekerk en
aan de gevel van de Petrus en Pauluskerk in de Dorps
straat. Maar eerst iets over de oudere openbare uurwer
ken.
In de kerktoren aan de westzijde, die in 1867 gesloopt is,
was waarschijnlijk een uurwerk aanwezig en in de grote
dakruiter die daarna op de kerk is aangebracht ook. Uit
de notulen van Burgemeester en Wethouders uit 1905
en 1906 blijkt dat er een offerte is gedaan door de firma
Eijsbouts uit Asten om een degelijk uurwerk met twee
wijzerplaten te leveren voor f 795,-- (met tien jaar garan
tie). Dit uurwerk is in 1906 geplaatst. In 1916 is in het ka
der van de electrificatie van Bergen door het kerkbestuur
een verzoek gedaan voor een elektrische aansluiting ten
behoeve van een automatische opwind-installatie, die
later inderdaad is geplaatst.
De Franse Revolutiekalender
Tijdens de Franse revolutie werd de Franse Revolutieka
lender ingevoerd om de scheiding van Kerk en Staat te
benadrukken. De jaartelling werd niet langer vanaf de
geboorte van Christus gerekend, maar vanaf 22 septem
ber 1792, de geboorte van de Eerste Franse Republiek,
het jaar I.
De kalender, ook aangeduid als de Jakobijnse kalender
of Franse Republikeinse Kalender, was in de Franse Re
publiek van oktober 1793 tot 1 januari 1806 officieel in
gebruik.
De 12 maanden van het jaar werden elk opgedeeld in
drie 'weken' van elk tien dagen, met per jaar vijf of zes
extra dagen, de zo genoemde sansculottiden.
Na de val van Robespierre (staatsman tijdens het schrik
bewind) in juli 1794 gingen er stemmen op om de repu
blikeinse kalender af te schaffen, maar in 1795 werd de
kalender toch in de nieuwe grondwet opgenomen.
Op '10 Nivose (sneeuwmaand) van het jaar XIV'
(31 december 1805) werd het systeem afgeschaft. Op
1 januari 1806 ging men weer over op de (christelijke)
gregoriaanse kalender.
Het decimale uur
Met de Franse Republikeinse kalender en het decimale
stelsel werd ook het decimale uur ingevoerd. Elke dag
werd verdeeld in tien uren van elk 100 minuten, iedere
minuut telde 100 seconden.
Dit hield in dat de bouw van uurwerken drastisch moest
worden aangepast, zeer tegen de zin van veel uurwerk
makers. Het verdwijnen van het veelgebruikte kwartier
(altijd duidelijk waarneembaar door de horizontale stand
van de wijzer) werd door velen als hinderlijk ervaren.
In Nederland heeft men zich - ook in de Franse tijd -
nooit veel aangetrokken van het Franse systeem van tijd
meting. Kerktorens bleven als vanouds de tijd aanwijzen
in dagen van twee keer 12 uur, 60 minuten per uur en 60
seconden per minuut. Klokken en horloges met decimale
tijdaanwijzing zijn uiterst zeldzaam en kostbaar.