I I
I
I
I
Simon II van Haarlem (genoemd sinds 1245, sterft 1280)
1e x Beatrijs van Voorne 2e x Catharina van Diepenheim
Dirk van Haarlem (genoemd 1275-1305) Hendrik van Diepenheim (sterft voor 1323)
Jan van Bergen (sterft 1321)
x Jutte Persijn (sterft in of voor 1343)
Goede van Bergen (genoemd 1321 tot 1377)
1e x Florens van Haemstede (sterft 1345) 2e x Gerard van Merxem (sterft na 1353)
Jan, Floris en Hugo van Haemstede
graanschuren, bij verder weg liggende dorpen als Nieuw
koop worden plaatselijke belastingpachters ingeschakeld om
de tienden op te halen en in baar geld te overhandigen aan
de Haagse thesaurier. Nieuwkoop is één van de dorpen met
de hoogste opbrengsten aan korentienden. Dat stelt de graaf
in staat een deel daarvan te besteden aan goede doelen, zoals
het laten lezen van zielenmissen voor de in 1317 overleden
bisschop Gwijde van Utrecht of het betalen van jaargelden.
Zolang het koren in Nieuwkoop zo overvloedig blijft
groeien kan iemand als Goede zeker zijn van haar 'lijftocht',
zoals dat jaargeld ook wel wordt genoemd.
Jan van Bergen
Goede's voorouders uit de oud-adellijke geslachten Van
Haarlem en Persijn zijn rijk, bewonen kastelen, begiftigen
de kerk met dure geschenken, hebben bezittingen op veel
verschillende plaatsen in het graafschap, bekleden daar hoge
ambten en verkeren vaak in de directe omgeving van de
graven van Holland. Omdat er zoveel meer interessants over
deze mensen te vertellen is, zal daar in een latere uitgave van
de Bergense Kroniek op worden teruggekomen.
Jan van Bergen wordt in 1304 door graaf Willem III
(ca. 1286-1337) zijn trouwe man en knape genoemd; hij is
blijkbaar pas later tot ridder geslagen. In 1315 krijgt hij in
noordelijk Holland het ambacht Bergen in leen en mag hij
zich Heer van Bergen noemen. Later in hetzelfde jaar laat
hij vastleggen dat dit leengoed aan zijn kinderen zal toeko
men als hij zou sneuvelen in de veldtocht tegen Vlaanderen,
welke militaire operatie hij kennelijk overleeft. In 1317 is hij
baljuw van Kennemerland, net als enkelen van zijn voor
vaderen. Later krijgt hij behalve Bergen ook de ambachten
Schermer, Graft, Mijzen en Ursem in leen en wordt hij
baljuw van Zuid-Holland, waaronder in die tijd alleen een
gebied rond Dordrecht wordt verstaan. Ook treedt hij vanaf
1319 op als lid van de Grafelijke Raad, het hoogste adviesor
gaan van het graafschap. Qua niveau is dat vergelijkbaar met
een benoeming tot minister in onze tijd. Hoger kan hij niet
meer stijgen in macht en aanzien.
Zijn vele bezittingen brengen niet alleen persoonlijke
welvaart en voorspoed met zich mee maar ook problemen,
bijvoorbeeld bij erfeniskwesties. Jans' vader Dirk heeft
namelijk een halfbroer Hendrik Van Diepenheim (zie tabel
I), die aanspraak maakt op een deel van de bezittingen van
Jan van Bergen. In 1316 moet hij beloven het van zijn oom
Willem geërfde ambacht Sloten af te staan aan Van Diepen-
heim, maar een jaar later doet de graaf over de resterende
geschillen een uitspraak in zijn voordeel. Ook erft hij enkele
heerlijkheden van zijn neef Jan van Haarlem. Het kan al
lemaal niet op.
In het begin van de veertiende eeuw worden de oorkonden
wat uitvoeriger, zodat er soms zelfs een aardig detail in te
vinden is. Zo komt Jan bij het zegelen van zo'n oorkonde
opeens tot de conclusie dat hij zijn zegel is kwijtgeraakt:
'ende ick Jan van Berghen minen segel verloren hebbe, so
hebbe ick desen brief besegelt met Jutten seghel, mine sel-
linge'; hij bezegelt de oorkonde dus met het zegel van zijn
echtgenote Jutte. Een ander mooi voorbeeld doet zich voor
na zijn overlijden in 1321 en ook nu draait het weer om een
erfeniskwestie, waarbij tante Beatrix als echtgenote van Jan
van Bergens oom Willem op een deel van de buit aast. Uit
een grafelijk protocol van 1322 blijkt dat een bedrag van 100
pond niet zomaar aan zijn dochter Goede zal toevallen; nee,
zij krijgt dit bedrag pas binnen een jaar nadat zij te manne
is gekomen. Als ze ongehuwd blijft, zullen tante Beatrix
en haar nazaten ten eeuwigen dage over dat bedrag mogen
beschikken, dus ook als ze na die overdracht alsnog zou
trouwen. We kunnen ons afvragen na hoeveel jaar dat dan
zou ingaan, maar in de praktijk doet die vraag zich niet voor.
Goede komt wel degelijk te manne; zij sluit zelfs een zeer
goed huwelijk.
Doordat Jan van Bergen geen mannelijke nakomelingen
heeft, vervallen bijna al zijn leengoederen na zijn overlijden
in 1321 weer aan de grafelijkheid. Die lenen liggen zeer
verspreid, namelijk in Akersloot, Assendelft, Bergen, Castri-
cum, Limmen, Heemskerk, Haarlem, Heemstede, Aalsmeer,
Velsen en Wateringen, en dat is nog exclusief Nieuwkoop.
Ook het roemruchte familiekasteel dat later Oud Haarlem
wordt genoemd, vervalt bij zijn overlijden weer aan de
Tabel 1 Familie Van Bergen Van Haarlem
Grotendeels ontleend aan E.H.P. Cordfunke, Macht en aanzien: Kennemer adel in de volle Middeleeuwen (1050-1350)