Een jonkvrouw van Bergen in Nieuwkoop m Ja* tfrotrite 7^. Het archief van de graven van Holland is een schatkamer voor iedereen die geïnteresseerd is in de geschiedenis van de middeleeuwen. Het bevat onder meer een groot aantal jaarrekeningen, waarvan de oudste uit 1316 dateert. Jaar na jaar en bladzij na bladzij houdt de grafelijke klerk op perkament de inkomsten en uitgaven van het graafschap bij in een mooi en regelmatig handschrift, dat ook na bijna 700 jaar nog steeds goed leesbaar is. Van de jaarrekening van 1334 is hieronder één regel weergegeven, waarvan de inhoud het uitgangs punt vormt voor dit artikel. Er staat: It[em]aldaer der joncfrouwe van berghen XXV pond, ofwel in hertaling: Idem aldaar aan jonkvrouw van Bergen 25pond. Een intrigerend zinnetje! Uit de context blijkt dat het hier om een jaargeld gaat dat graaf Willem III van Holland heeft toegekend aan jonkvrouw Van Bergen, te bekostigen uit de korentiende van Nieuwkoop. Wie is die jonkvrouw? Wat beweegt de graaf om haar een jaar geld te schenken? En waarom moet dat worden betaald uit de belasting op het koren van een dorp dat op zo'n grote afstand van het Noord-Hollandse Bergen ligt? Welnu, het blijkt hier te gaan om Goede van Bergen, dochter van het adellijke echtpaar Jan van Bergen en Jutte Persijn uit noor delijk Holland. Hoewel er in de schaarse bronnen uit die tijd vrijwel alleen zakelijke gegevens zijn te vinden en bijna nooit persoonlijke bijzonderheden, valt toch wel enigszins te achterhalen wat dat voor mensen zijn geweest en wat hen met het dorp Nieuwkoop verbindt. Maar we beginnen met een beschrijving in vogelvlucht van de vroege geschiedenis van dat dorp tot aan de tijd van de Van Bergens. Het ontstaan van het veendorp Nieuwkoop In de vroege middeleeuwen wonen er in het graafschap Holland alleen mensen in de kuststrook en langs de ri vieren, voor de rest bestaat dat graafschap grotendeels uit eindeloze veengebieden, die dankzij hun sponzige bodem vrijwel onbewoonbaar zijn. Daar komt pas verandering in door de veenontginningen, waarbij men de grondwaterstand verlaagt door stelselmatig sloten te graven die het water uit de veenpakketten afvoeren naar de omringende riviertjes en rivieren. De graven van Holland treden bij de ontginningen op als initiatiefnemer door concessies uit te geven, die copes worden genoemd. Zij slagen er zodoende in hun eindeloze, onbewoonde venen in een paar honderd jaar te herscheppen in vruchtbare landbouwgrond met vrije boeren als bewo ners, die garant staan voor een continue stroom aan belas tinginkomsten. De adel speelt bij dit alles een zeer onderge schikte rol. De Hollands-Utrechtse laagvlakte komt immers tot bloei onder directe grafelijke invloed, wat bepalend is voor de ontwikkeling van de sociale verhoudingen aldaar; buiten het veengebied heeft de adel vanouds een veel grotere invloed gehad. Dat Nieuwkoop één van de vele nieuwe copes is blijkt al uit de naam, de nieuwe cope. De ontginningen vinden daar plaats in twee fasen, vanaf ongeveer 1130 en 1250. Gedu rende de eerste eeuwen levert de vruchtbare veengrond daar rijke graanoogsten op. Net als in andere dorpen gaat er van elke tien of elf geproduceerde korenschoven bij wijze van belasting steeds één als korentiende naar de graaf. Van de dorpen die dicht bij Den Haag liggen worden die schoven op karren geladen om afgevoerd te worden naar de grafelijke 6 HENDRIK BATTJES Uit de grafelijke rekening van 1334 l'O y/s' De oorspronkelijke slotenverkaveling in vogelvlucht Impressie van middeleeuws Nieuwkoop na de voltooiing van de ontginning. Op het dijkje ligt het pad waaruit later de centrale, kilometers lange ontsluitingsweg van het lintdorp is ontstaan. De door sloten onderverdeelde kavels zijn ongeveer 113 meter breed en op de kop van elke kavel ligt een boerderij. Bomen en struiken zijn niet getekend, maar zijn er zeker geweest.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Bergense kroniek | 2014 | | pagina 8