niet, dan werd er voorgeschreven welke houtsoorten van
welke kwaliteit nieuw moesten worden aangeschaft. Deze
voorschriften golden ook voor raampartijen, vloerdelen,
dakpannen, etc. 't Ging niet alleen om de school, óók om de
aansluitende onderwijzerswoning. Een bijgevoegd velletje
vermeldde dat de begroting wegens het maken en vergroten
van de school op 't Woud neerkwam op 300 gulden.
In 1836 lezen we over de staat der schoolgebouwen met
betrekking tot Bergen: 'Te klein, ondoelmatige inrichting,
1 vertrek voor drie klassen. Aantal leerlingen 120. Niet
geschikt om behoorlijk gelijktijdig onderwijs te kunnen ge
ven'. De school op 't Woud werd beoordeeld als goed voor
de 36 leerlingen die op dat moment de school bezoeken.
In het rapport van schoolopziener mr. H. Wijnbeek van het
derde schooldistrict van de provincie Noord-Holland in
1839 staat: 'Bergen heeft een vochtig schoollokaal, waaraan
de brave, ijverige en kundige onderwijzer P. Snijders, eene
rheumatische ongesteldheid toeschrijft.'
In 1845 kreeg de hoofdingenieur van Waterstaat vanuit
Gedeputeerde Staten van Provincie Noord-Holland het
verzoek het oude schoolgebouw te onderzoeken. De uitslag
van het onderzoek luidde: 'Het is meer dan doelmatig een
geheel nieuwe school te bouwen of het oude schoolgebouw,
dat bovendien geheel ondoelmatig is naar de behoefte van
145 leerlingen, te vergroten.' De gemeente stuurde een brief
aan de minister van Onderwijs met de mededeling dat de
oude school niet meer voldeed met betrekking tot het aantal
leerlingen. Daarna werd de provincie gevraagd tweederde
van de kosten te financieren. De provincie wilde slechts
eenderde bijdragen. Daarom richtte de gemeente zich tot de
koning met het verzoek om eenderde subsidie uit 's Rijkskas,
met als reden dat zij niet meer dan eenderde kon bijdragen:
vooral daar zij mede zwaar gedrukt wordt met het onder
houd van veelvuldige armenUiteindelijk kwam het op het
volgende neer: de rijksbijdrage werd f 900,-, de provincie
droeg eenzelfde bedrag bij en de gemeente f 1100,-. Aanne
mer Cornelis Wielenga uit Oterleek wilde voor dit bedrag
de klus wel uitvoeren. In 1859 en 1863 werd gerapporteerd
dat de schoolgebouwen in goede staat verkeerden.
In 1871 werd de school eenderde groter en in twee ver
trekken gedeeld door een schot waarin glasramen waren
geplaatst. In de jaren '80 was er weer veel te doen om de
bouwkundige staat van de school. Hoofd der school
Francken berichtte aan Burgemeester en Wethouders dat hij
(volgens art. 26 K.B. 1-5-'82) verplicht is 25 leerlingen van
school te verwijderen.
Burgemeester en Wethouders probeerden vervolgens bij de
schoolopziener dispensatie te verkrijgen, want: 'Het is ons
voorgekomen dat in het tegenwoordige koele saisoen de ge
ringere ruimte, als nodig wordt geacht, niet nadelig voor de
gezondheid kan zijn.' Zij stelden bovendien dat er al gedacht
werd aan maatregelen ter verbetering.
25
HET ONDERWIJS IN BERGEN VAN 1814 TOT 1914
Leitje met doosje griffels als schrijfmeteriaal voor schoolgebruik.
Collectie museum Het Sterkenhuis