Het onderwijs in Bergen
van 1814 tot 1914
De overheid was aan het eind van de 18e eeuw ervan overtuigd dat
het bestaande onderwijssysteem op de helling moest. Het was in hoge
mate inefficiënt, verouderd en verbrokkeld. Dat had o.a. te maken
met het gegeven dat de centrale overheid zich tot de 19e eeuw niet zo
nadrukkelijk bemoeide met het onderwijs. Elk gewest had zijn eigen
bestuur, evenals de steden en de dorpen. Onderwijs was dan ook een
plaatselijke aangelegenheid. Het betekende o.a. dat schooltijden,
salarissen en schoolgelden per stad en dorp konden verschillen.
Bovendien had in de 18e eeuw de gereformeerde kerk grote
invloed op de inhoud van het onderwijs. De grote motor achter de
vernieuwingen van het onderwijs was de Maatschappij tot Nut van
't Algemeen, in 1784 opgericht door predikant Jan Nieuwenhuyzen.
Hij streefde naar een algemene volksopvoeding 'om de verdorven
samenleving weer op het goede pad te brengen'. In de 19e eeuw
richtte het onderwijs zich, mede onder invloed van het verlichtings
denken, meer op het kind en zijn omgeving met de nu nog bekende
schoolplaten van M.A. Koekkoek, C. Jetses en W.C. de Bruin.
De leesmethode Aap Noot Mies van M.B. Hoogeveen sloot
daarop aan. Ook natuurwandelingen stonden op het rooster.
Via wetgeving nam de overheid de modernisering van het
onderwijs bij de hand. Ook de school in Bergen had gedu
rende de negentiende eeuw te maken met de steeds meer in
tensiverende schoolwetgeving. Deze wetgeving is begonnen
tijdens de zogeheten Franse tijd, 1795-1813 (vgl. Bergense
Kroniek, april 1998, p. 26 e.v.). Veel ideeën van ''t Nut' zijn
in deze wetgeving verwerkt. Steeds nieuwe wetten en Alge
mene Maatregelen van Bestuur stelden eisen aan de inhoud
van het onderwijs, de onderwijzers en hun opleiding, de
inrichting van het schoolgebouw en de werkzaamheden van
het Rijksschooltoezicht, enz. Vaste bepalingen omtrent sala
riëring volgden pas in het begin van de twintigste eeuw.
Het gemeentebestuur moest zich in deze negentiende eeuw
regelmatig buigen over gevoelige zaken als huisvesting en
betalingen. Eén van de grootste veranderingen in het onder
wijs was het verruilen van het individuele onderwijs voor
het klassikale onderwijs.
Bergen kwam verarmd uit de Bataafs-Franse tijd. De beide
schoolmeesters, Dirk Nierop van de hoofdschool en P.
Jongkind van de bijschool op 't Woud, hadden in 1816 na
aansporing van het provinciaal bestuur een loonsverhoging
van 100 procent gekregen. Daar dit in feite teveel was voor
een dorp van 652 ingezetenen, overwoog men subsidie bij
het Rijk aan te vragen. Dirk Nierop zou tot 1827 aan de
hoofdschool verbonden blijven. De laatste jaren kwakkelde
20
hij met zijn gezondheid. Hij was tevens koster-voorzanger
van de Nederlands Hervormde Gemeente Bergen, evenals
zijn opvolger Pieter Snijders. Dit omvatte nogal wat werk
zaamheden die naast de drukke onderwijzersbaan dienden
te worden uitgevoerd. Uit de instructie voor de koster-voor
zanger lezen we het volgende:
het bijhouden van de lijken die in de kerk begraven wor
den
de vereiste zorg dragen voor hetgeen tot de dienst van het
avondmaal nodig zal zijn
bezemschoon onderhouden van Kerk, kerkeraadskamer
en grafkelder
stoelen, banken en predikstoel spinrag vrijmaken en van
andere onreinigheden ontdoen en alles vóór het einde van
een kwartaal stoffen, afnemen en afragen
onderhouden van kerkhof en kerkepaden; laatstgenoemde
van tijd tot tijd schoffelen, harken en eenmaal in het jaar
in de maand juli afsteken
zorgen dat de poorten van het kerkhofctoegemaaktzijn
als er geen gebruik van wordt gemaakt
register bijhouden van de plaats van de stoelen
plaatsing van warme stoven
klokluiden vóór de predikdienst
Vanaf de tweede helft van de 19e eeuw werden bovenstaande
taken ook onder andere leden van de kerkelijke gemeente
verdeeld.
MIEKE BOTMAN
BERNARD NUYENS
THEO VEER
Houten schooltas. Collectie museum Het Sterkenhuis
Schoolwetgeving 1814
Onderwijs en schoolmeesters na de Franse tijd