Jaar en omschrijving: Bedrag: Bron: 1334: - De (koren)tiende 16 pond I-168 - De smaltiende 1 pond I-17 1343: - De (koren)tiende 12 pond II-13 - De lammertiende en de smaltiende 1 pond II-14 - De huur van de Smalle Akker, Gheret Aerndt, 15 morgen [ca. 13 hectare] 6 pond II-15 - De huur van de Middelhoeve, Coman Gheret, 22 morgen [ca. 19 hectare] 8 pond - De huur van de Berkhoeve, Heynric Slabbekyn, 20 morgen [ca. 17 hectare] 7 pond - De huur van de Kerkhoeve, Jan Boudijn, 24 morgen [ca. 20 hectare] 9 pond - De huur van het land over die Meije, Jan Volqui, 26 morgen [ca. 22 hectare] 11 pond ook wel van Merksem, van Merxem of van Wesemael ge noemd. In 1351 krijgt deze zodoende de beschikking over de goederen die Jan van Bergen zijn dochter heeft nagelaten. In 1354 geven de echtelieden vanwege gemaakte schulden al hun leengoederen en eigen goederen in onderpand en drie dagen later krijgen ze toestemming van graaf Willem V om alsulce erve [de erfenis] als Jan van Bergen vrouw Goede naliet van de hand te doen. Leeft ridder Gerard van Marxem boven zijn stand, of hebben de Hoekse en Kabeljauwse twis ten hem financieel de nekslag gegeven? De Nieuwkoopse bezittingen van de familie Van Bergen Rest nog de vraag hoe de familie Van Haarlem/Van Bergen aan zijn Nieuwkoopse leengoed is gekomen. Het antwoord op die vraag is te vinden in een oude oorkonde, in het Latijn opgesteld en te Zierikzee door Floris V gezegeld op de derde dag voor Palmzondag van het jaar onzes Heren 1279. Daarin beleent hij Dirk, zoon van Heer Simon van Haarlem, voor zijn leven met de bezittingen in Nieuwkoop die wijlen Dirk van der Meije voordien van hem in leen had gehouden. Dirk van Haarlem heeft deze belening te danken aan zijn grata obesquia, ofwel zijn tot dankbaarheid stemmende dienstvaardigheden die hij zijn leenheer heeft bewezen. Welke dienstvaardigheden met die elegante bewoordingen zijn bedoeld weten we niet. Het kan ook slechts een hof felijke beleefdheidsfrase zijn geweest, maar niettemin maakt het wel duidelijk dat Dirk van Haarlem het volle vertrouwen van Floris V geniet. De vorige leenman Dirk van der Meije stamt uit het adellijke geslacht van die naam dat van oudsher een 'riddermatige hofstede' bewoont bij het riviertje de Meije, de zuidelijke begrenzing van het ambacht Nieuwkoop. Zij hebben daar eeuwenlang een kleine eigen heerlijkheid in leen gehou den, de zogeheten Honderd Morgenpolder die zich aan de Nieuwkoopse kant uitstrekt langs de Meije. Aan die situ atie komt pas een einde met het overlijden van Clara van der Meije in 1624, waarmee dit geslacht uitsterft. Het enige wat ter plaatse nog aan hen herinnert is een gevelsteen in de buitenmuur van een boerderij op de plek van hun sinds lang verdwenen stamslot. Het is de vraag waarom dit leengoed in 1279 van de Van der Meijes is overgegaan op de Van Haarlems. Een familierelatie is niet bekend, het wapen (zie pag. 8) biedt daarvoor ook geen aanknopingspunt. Wel staat het vast dat beide families heel lang van elkaars bestaan op de hoogte zijn geweest. In een akte van de bisschop van Utrecht van 1119 staan naast enkele andere getuigen vier vrije edelen vermeld, te weten Athelbernus de Mi, Isbrandus de Harlem, Galo, Weren- boldus. IJsbrand en Galo van Haarlem waren broers en zij kennen Athelbernus de Mi (van der Meije) dus al voordat de eerste grote ontginning in Nieuwkoop van start gaat. Ook van ruim een eeuw later is er een contact bekend, in 1250 geeft Heer Jan Van der Meije namelijk eenig goed onder Heemskerk in leen van Simon I van Haarlem, de kleinzoon van de hiervoor genoemde Galo. Misschien zijn beide ge slachten toch verwant geweest, ze kunnen in de voorschrif- telijke tijd een gemeenschappelijke voorvader hebben gehad. En dan tenslotte het antwoord op de vraag hoe joncfrouwe van Berghen aan haar lijftocht van 25 pond per jaar is geko men die elk jaar uit de Nieuwkoopse korentiende betaald moest worden. Welnu, omdat Jan van Bergen geen man nelijke nakomelingen heeft, komen ook zijn Nieuwkoopse leengoederen na zijn dood in 1321 automatisch weer in han den van de Hollandse graaf. Het gevolg daarvan is dat Jan's dochter het zonder de inkomsten zou moeten stellen die haar familie daaruit altijd heeft genoten. En dat vindt graaf Willem III niet acceptabel. Hij laat nog in 1321 twee van zijn adviseurs uitzoeken hoeveel joncfrou Goede, Jans dochter van Bergen nodig heeft tot haren costen en behoef, dus voor haar onkosten en levensonderhoud. Zoals uit de grafelijke rekening van 1334 blijkt, komen de heren uit op 25 pond per jaar. Dat komt overeen met de jaarhuur van drie grote hoeven uit het vroegere bezit van Jan van Bergen (tabel 2). 9 EEN JONKVROUW VAN BERGEN IN NIEUWKOOP Tabel 2 Grafelijke inkomsten in 1334 en 1343 uit Jan van Bergens voormalige goed in Nieuwkoop Bron: Hamaker deel I resp. II (zie literatuurlijst)

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Bergense kroniek | 2014 | | pagina 11