Kon Hf* EKEN - HUIS, genaamd het fluit i<* /tc/yn voorzinn van ondorfeheldcne
•/oo heb mge als on be ha 11 ge Hoven en (hom int Kamers; ruime Kelders, Zolders en
Vlieringen; Kuokkmikau uul (le voroisi-hio commodiloitenI uinniatiswoningKoets
huis; Paii'den «ui Koell.illeiiSteeiieti-KoepelJagershuis, Menagerie, gemetselde
1 loiideliokkeiiniinui Manege, met annexe ruime Ho ut Jool sen tirhuur of Loot» lot
berging van Timmermans - gereedl'cliappenOrangerie, waarin geinrtzeide Kagehel
Voorts ii i I geflrekl o tuinen en Boomgaarden voorzien van vmTeheidono Broeibakken;
wijders PIunLagien vju extra zware boon-opgaande Beuken Linden en andere lioo-
mon cn Hakhoutalles liaande en gelegen bij en nevens den anderen binnen en om
deszei I's Gragten en Vijvei's, te Bergen voornoemd op ff ennlorp zijode te i'ameii
in omtrok groot ongeveer 9 Morgen lloodoii en de Gebouwen gohekeud met No,
8-j 83 on 84,
aflezen, wat er was en wat er verdween. De omschrijving van
het complex, zoals dat door de erven Mulert werd aangeboden
staat hierboven afgebeeld.
Aan de hand van de kadastrale minuut uit 1821 en de bijbeho
rende beschrijving kunnen we de genoemde onderdelen voor
het merendeel identificeren; wat in 1832 is doorgehaald, is dan al
afgebroken. Beide bouwhuizen (genummerd sectie
A 207) staan er nog wel, met als eenvoudige aanduiding 'huis en
erf'. De koepel op het achterterrein is tussen het tekenen van de
kaart en het opmaken van de legger verdwenen; we weten dat
die is herplaatst in de tuin van de herberg 'De Rustende Jager'
en daar tegenwoordig zijn leven slijt als ijskiosk. De 'vischkom,
water tot vermaak' (A 207) is ook nu nog op het terrein te zien.
Anders is dat weer met het gebouwtje aan de noordzijde van
het westelijke eiland: het 'orangeriehuis' (A 209), dat in 1832 is
doorgehaald en bestempeld tot 'tuin'. Aan de overzijde van de
'vijver tot vermaak', de Karpervijver (A 202), vinden we drie
gebouwen. Twee daarvan worden aangeduid als 'bergloots'. Het
zijn de huidige Zwarte Schuur (A 210), die al min of meer de
huidige grondvorm heeft, en zijn pendant aan de andere zijde
(A 212), die veel smaller is van vorm. Deze is pas in de loop
van de 20ste eeuw verdwenen en komt nog voor op de recon
structiekaart 'Zoo als het was in 1925' van de hand van Kobus
Akerboom. Tussen beide schuren bevindt zich 'huis en erf van
de latere boerderij' (A 211), veel kleiner dan het nog bestaande
gebouw. De rechterhelft ervan werd pas onder het bewind van
Jan Jacob van Reenen toegevoegd, na 1851 dus. Verder hoort
natuurlijk de boerderij 't Sluisje (A 217) in 1815 bij het land
goed; deze wordt in de omschrijving alleen aangeduid als 'huis',
terwijl er toch een ruim erf omheen ligt.
Waar we de in de veilingcatalogus genoemde 'Tuinmanswoning'
en het 'Jagershuis' moeten localiseren, is niet duidelijk. Het
huidige tuindershuisje is van een veel jonger datum. Waren ze
als dienstwoningen soms ondergebracht in het linker bouw
huis? Ook missen we op de kaart twee intrigerende onderdelen
van het complex: de nog bestaande slangemuur en de achter de
tweede loods gelegen ijskelder. De eerste zal eenvoudig bij de
bestemming 'tuin' zijn gerekend. De ijskelder, waarvan de plek
nog altijd kan worden aangewezen, is waarschijnlijk evenmin
erg oud. In de 19de eeuw verschenen nog overal dergelijke
particuliere 'koelhuizen', waarin uit de vijver gehakte ijsblokken
tot ver in de zomer voor een natuurlijke koeling zorgden, en ze
zijn tot de opkomst van de elektrische koeling omstreeks 1920
in gebruik gebleven.
Veranderingen 1820-1880
Na de verkoop van de inmiddels voormalige Heerlijkheid Ber
gen ging het snel bergafwaarts met Het Hof. Tussen de vervaar
diging van de kadastrale minuut in 1821 en de vaststelling van
de kadastrale legger (oorspronkelijke aanwijzende tafel) in 1832
zijn, zoals we zagen, de oranjerie en de theekoepel afgebroken.
Ook het tot het complex behorende huis Maesdammerhof ging
in die tijd tegen de vlakte. Het rechter bouwhuis moet spoedig
na 1832 eveneens zijn verdwenen. Waarschijnlijk heeft Barnaart
in diezelfde periode het linker bouwhuis in laten korten door
sloop van de twee lage segmenten, en het middendeel met een
volle verdieping verhoogd. Daarbij werd de keukenaanbouw
gehandhaafd.
Zo figureert het huis op een tekening van Gevers van Endegeest,
ongedateerd maar te stellen op ongeveer 1830-1840. Vergelij
ken we deze tekening met de situatie zoals die door Roeterink
in 1888 is vastgelegd, dan vallen de overeenkomsten van het
verhoogde bouwhuis met het middendeel van het huidige pand
ogenblikkelijk in het oog. Jan Jacob van Reenen, die in 1851 de
resten van de heerlijkheid van de erven Barnaart kocht, heeft
zoals bekend het huis in zijn huidige vorm laten brengen. Daar
bij heeft hij aan de westzijde een nieuwe ingangspartij gebouwd
en, in een symmetrisch ontwerp, aan de oostzijde de keukenuit
bouw van eenzelfde ombouw voorzien. Het huis oogt dus aan
de noord- en zuidzijde volstrekt evenwichtig, maar van binnen
vallen de verschillen op. De oostvleugel bevat zoals eerder ver
meld verschillende vloerniveaus, die een oudere structuur ver
raden, een feit dat tot en met de zolder is te volgen. Eenzelfde
conclusie trokken we al met betrekking tot de kelders.
Jan Jacob van Reenen was er alles aan gelegen, om de oude
allure van zijn domein in een wat moderner vorm te herstel
len. Daarbij was ook de exploitatie van de dienstgebouwen van
belang. Het gebouw, dat tot dusverre had gediend als koetshuis,
werd uitgebreid tot een volwaardige boerderij. Nog altijd is
in de voorgevel van het pand de overgang van het oudere naar
het nieuwere gedeelte waarneembaar. Net als bij ''t Sluisje' was
de veehouderij voor de bewoner hoofdmiddel van bestaan. De
hooiberg aan de achterzijde zal, met zijn voor Noord-Holland
30
HISTORISCHE VERENIGING BERGEN NH, THEMANUMMER 11, JUNI 2014
Uit de veilingcatalogus van 1815.