laanbomen meer kans hebben gehad om daadwerkelijk op te groeien tot boom met rechte stam. De kaart van Blaeu laat zien dat de lage nollen ten westen van de Jan Willemlaan (nog) geen deel uitmaken van de aanleg. Wel hoorden zij tot het bezit van Studler van Zurck. Opvallend is dat de lanen vanuit de aanleg verder lopen richting het oosten en in het geval van de Eeuwigelaan ook in westelijke richting. Het ligt voor de hand aan te nemen dat het ontwerp is ingepast in de omgeving, en mogelijk is de omgeving min of meer aangepast aan het ontwerp. De Kerkelaan, bijvoorbeeld, zal niet voor niets op deze plek zijn aangelegd. Anderzijds doorsneed de aanleg de bestaan de structuur, die buiten de aanleg werd voortgezet, zoals bij de Hoflaan. De paden en wegen rondom de aanleg werden volgens het ontwerp beplant met laanbomen, zodat buiten plaats en omgeving met elkaar verbonden werden. Het vierkant ten zuiden van het Rondeel, de plantage, is ingevuld met bomen in een strak ritme en in een in-een-vier kant-lopende paden. De binnenste vierkanten zijn wellicht door hagen omgeven geweest. Er wordt gesuggereerd dat dit hulsthagen zijn geweest, om zo het later en nu veelvuldig voorkomen van hulst te verklaren. Van de (hulst)hagen zijn echter geen sporen te vinden. De panoramabergjes in de noordoost- en noordwesthoek van de plantage, we kennen ze als kattenbergjes, hadden tot doel over het bezit uit te kunnen kijken. Ook op de kruising Kerkelaan - Jan Willemlaan liggen vier lage kattenbergjes. Ten tijde van de aanleg moet er een formidabel uitzicht over de omgeving zijn geweest. Op enig moment zijn de vier bergjes beplant met elk drie grove dennen, waarvan er nu nog een aantal terug te vinden is. Een nog meer gedetailleerde aanleg is te vinden op de drie eilanden. Op een gedetailleerde tekening, ook van de hand van Daniël van Breen, zien we zes bomen ingetekend. Deze bomen staan in het verlengde van de Kijklaan en trekken deze als het ware door tot aan de voordeur van het geplande huis. Twee van de oorspronkelijke bomen, linden, sieren nog altijd het voorplein. Achter het hoofdhuis was een parterretuin gepland. Een parterretuin is een licht verdiepte tuin, vaak in een geometrische vorm als een vierkant of een rechthoek. Veelal bestond de tuin uit lage haagjes en plant- vakken. Het is niet waarschijnlijk dat de parterretuin ook is aangelegd, gezien het feit dat ook het hoofdhuis nooit is gebouwd. Het oostelijke en westelijke eiland waren iden tiek ingericht: een vierkant beplant met bomen, omsloten door een haag, een pad en een berceau (loofgang) aan de buitenzijde van de eilanden. Het berceau werd gevormd door (haag-)beuk in een boog te snoeien. Vaak werden de bomen over een tunnelvormig skelet geleid en aangebonden. Berceaus werden met name gebruikt om onder te wandelen opdat de huid niet bruin zou worden (als van een 'arbeider te velde'). Een dicht bladerdak van beuk of haagbeuk had de voorkeur. De binnenste hagen bestonden daarom waar schijnlijk uit haagbeuk of beuk, maar ook hulst is mogelijk. Hulsthagen zo vroeg in de geschiedenis van Het Hof kun nen een verklaring vormen voor het veelvuldig voorkomen van hulst in recenter verleden en heden. Hulst is een soort die van nature niet in West-Nederland voorkomt. De groei- omstandigheden op Het Hof zijn echter vergelijkbaar met die van zijn natuurlijke verspreidingsgebied in het oosten en noorden van ons land. Hulst zaait gemakkelijk uit. De soort wordt al eeuwenlang aangeplant als dichte weerhagen. Vee blijft binnen en ongewenst bezoek buiten. Naar het zich laat aanzien is hier ook op Het Hof sprake van geweest. 1700 Op het oostelijke eiland lag van oudsher de boomgaard. Het eiland is groot genoeg voor een ruime boomgaard met appel, pruim, kers en peer, helemaal in combinatie met een slangenmuur, gebouwd in een golvende vorm. De muur werd zodanig gebouwd, dat de zon er maximale invloed op had. Slangenmuren werden om twee redenen aangelegd. Een golvende muur geeft niet alleen veel lengte, in de holle delen ontstaat een warm microklimaat, waarin bijvoorbeeld perzik en ook peer goed gedijen. Ook sierwaarde van het geheel was van belang. De fruitbomen werden daarom in kunst zinnig gesnoeide vormen plat tegen de muur aan gekweekt. Een wandeling langs deze zgn. leifruitbomen moet een lust voor het oog zijn geweest. Bijkomend voordeel is dat leibomen relatief weinig ruimte innemen, waardoor er meer ruimte overblijft voor fruitbomen in de vrije ruimte, zoals bijvoorbeeld appel en kers. Op meer buitenplaatsen werden slangenmuren gebouwd, maar vele zijn er verloren gegaan. Momenteel zijn er nog 17 buitenplaatsen, alle Rijksmonu ment, die een slangenmuur hebben. Het is bekend dat deze slangenmuur vermoedelijk begin 18e eeuw is gebouwd. In het ontwerp is er niets van terug te vinden, maar het is goed mogelijk dat het binnenste vierkant van het westelijke eiland was ingericht als moes-, kruiden- en bloementuin. In een latere periode was dat zeker het geval. 1760 De aanleg moet echter niet gezien worden als statisch geheel. Het ontwerp van veel parken was aan mode onder hevig en werd aangepast aan de wensen en mode(grillen) van de tijd en de wensen van de landheer. Vanaf 1760 werden den en beuk populair als parkboom. Zal dat het moment zijn geweest waarop de linden (ten dele) werden vervangen? Het ligt voor de hand om aan te nemen dat met het ver vangen van de boomsoort in de lanen ook de plantafstand is verruimd naar ca. zes meter. Een ruimere plantafstand betekent minder bomen over dezelfde afstand en dus minder kosten. Wellicht een samengaan van door de mode gestuur de en financiële motieven? We zouden dit de tweede aanleg kunnen noemen. Rond deze tijd kwam ook de landschapsstijl in zwang. Qua aanleg is deze grotendeels aan Het Hof voorbij gegaan, maar hij is wel terug te vinden in de keuze van de boomsoorten waarmee de diverse delen van het park zijn beplant. In de strakke, geometrische stijl passen bomen met een strak en statig karakter. Linde, zoals we al hebben gezien, past hier goed bij. Maar bij de op het oog veel lossere landschapsstijl passen bomen met een losser en grilliger karakter, bijvoor beeld eik en den. Het blijft voor een groot deel giswerk welke boomsoorten in die tijd zijn gebruikt. Of de Spar renlaan aan het eind van de 18e eeuw is beplant met grove den is niet zeker. Dat zou betekenen dat de oude bomen 17 EEN HOF VOOR EEN HEER

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Bergense kroniek | 2014 | | pagina 19