dat door het verkleinen van de plantafstand gebruik werd gemaakt van de perspectivische vertekening op afstand. Een laan lijkt hierdoor nog langer dan deze in werkelijkheid is. Dit is een vaak toegepaste methode. Zo'n vroege aanplant van grove den is niet waarschijnlijk, zoals uit de twee volgende opmerkingen blijkt. Ten eerste: de opkweek van de boompjes uit zaailingen. Om zaailingen te verkrijgen, is een bron van zaaiers nodig. Grove den is in de Middeleeuwen uitgestorven in Nederland, maar vanaf de 16e eeuw weer aangeplant in bosgebieden. Noord-Holland bestond in die tijd uit lage natte gronden, niet geschikt voor den, en hoge woeste gronden die net een zeer dynamische periode met grote verstuivingen achter de rug hadden. Het is niet aannemelijk dat er in de wijde omgeving één of meerdere volwassen bomen hebben gestaan die zaad dan wel zaailingen hebben kunnen leveren. Daarnaast komt de den van nature niet voor in de duinen. Om toch aan voldoende plantgoed te komen destijds, moet er óf sprake zijn geweest van de aanvoer van zaaigoed of zaailingen, ofwel moet plantmateriaal zijn opgekweekt op de buitenplaats. Van beide is niets bekend. De tweede opmerking betreft de aanplant van grove den, ook wel 'mastboom' genoemd, met economisch gewin in ge dachten: mastbomen leveren ten slotte kaarsrecht stamhout, geschikt om masten van te maken. In het winderige, bijna kale Noord-Holland van die tijd zal dat geen schijn van kans hebben gehad. Grove den is zonder beschutting nau welijks bestand tegen zout in de lucht. In de harde wind heeft een den weinig kans om kaarsrecht omhoog te groeien. Zeker in lanen die in noord-zuid-richting liggen, heeft de overheersende (zuid)westelijke wind vrij spel op de bomen. De oude grove dennen in de Sparrenlaan en in de Eeuwige laan tonen aan dat zelfs in meer beschutte omstandigheden de bomen krom groeien. Gezien de kwaliteit van de ontwerpen en de aanleg van buitenplaatsen in die tijd, is het aannemelijk dat de ontwerpers en opdrachtgevers in die tijd beschikten over deze kennis. Mogelijk is in de eerste aanplant gebruik gemaakt van linden. Het is overigens helemaal niet zeker dat de overige lanen in het bos daadwerkelijk beplant zijn met laanbomen. Eik is van nature aanwezig in het duin en kan zich goed handhaven op de schrale duingrond, maar van een laaneffect van opgaande bomen kan geen sprake zijn geweest. Waarschijnlijk waren de kaarsrechte paden omzoomd met singels van eiken struweel en kromme, lage bomen. Zelfs in de tegenwoordige, veel luwere omstandigheden worden de meeste bomen niet hoog en groeien al gauw krom. 1662 Het bestuderen van de kaart van Blaeu (1662) geeft meer informatie over precieze inrichting van Het Hof. Deze kaart wijkt af van een aan Daniël van Breen toegeschreven teke ning uit 1652 daar waar het de aantallen rijen laanbeplanting betreft. Beide afbeeldingen geven echter aan, dat er geplant werd in vierkantsverband (als de 4 op een dobbelsteen), evenals op een detailtekening van het Rondeel is te zien. In beschrijvingen van Het Hof wordt echter uitgegaan van een quinconce plantverband (als de 5 op een dobbelsteen). Dit plantverband geeft een diagonaal effect en past goed in een strakke, geometrische aanleg. De drie noord-zuidlanen en de vier dwarslanen dragen de verdere invulling van Het Hof. Van deze lanen is de mid delste noord-zuid laan, de Kijklaan - nu Sparrenlaan- de belangrijkste. De laan loopt van de brug die het huiseiland met het park verbindt tot aan de duinvoet over een lengte van bijna 1,5 km. Op de kruising met de belangrijkste oost-west-laan, de huidige Eeuwigelaan, ligt het Rondeel, een open ruimte omgeven door geschulpte grondwallen. De term 'geschulpt' duidt op de vorm van de wallen. De hoofdvorm van het Rondeel is rond, de grondwallen buigen binnen deze vorm naar binnen en naar buiten. Een aanwij zing voor het quinconce plantverband ten zuiden van het Rondeel is te vinden in de aanwezigheid van een aantal oude linden en de jongere linden in de hoek Kijklaan - huisgracht. Het is niet waarschijnlijk dat tussen de bomen nog heesters of andere beplanting stonden. Samen met het diagonale effect van het plantverband en de lengte en breedte van de laan, moet dit hebben geleid tot een formidabel doorzicht. Ten noorden van het Rondeel werd de zichtas doorgezet richting de duinvoet. De laan was volgens de kaart van uit gever Blaeu beplant met twee rijen bomen aan weerszijden, de zgn. dubbele laanbeplanting. De tekening van Van Breen wijkt op dit punt af en geeft vijf rijen laanbomen in quincon- ceverband aan beide zijden van de laan aan. De laan werd, zoals veel lanen, geflankeerd door aarden wallen. De bomen staan ingetekend binnen de wallen. In werkelijkheid is de ruimte hiervoor niet groot genoeg. Op dit punt lijkt de kaart van Blaeu realistischer. Hetzelfde geldt voor de Eeuwigelaan. De parallelle lanen zijn ingetekend met enkele laanbeplanting. Hieruit blijkt een ondergeschiktheid aan de Sparrenlaan. Tussen de lanen lagen vier open plekken, vermoedelijk wild banen. Wildbanen werden in de 17e eeuw vaker aangelegd, waarvan sommige nog bestaan als open strook in de aanleg, zoals bijvoorbeeld op 't Huis te Manpad te Heemstede. De wildbanen waren omzoomd met een rij bomen. De open stroken zullen hebben bijgedragen aan de lichtval in de Sparrenlaan en daardoor ook aan de kwaliteit van de zichtas. Deze liep overigens door aan de achterzijde van het geplande hoofdhuis met een doorzicht zuidwaarts richting de polder. Op de kaart van Blaeu staan de vier dwarslanen als volgt ingetekend: Sluislaan vijf rijen, de Eeuwigelaan vier rijen en de Kerkelaan en de Guurtjeslaan vier rijen. Ook hier blijkt weer dat er een hiërarchie in de lanen zit: dicht bij huis is belangrijker dan verder weg. Bij de Guurtjeslaan eindigt de aanleg, alleen de Sparrenlaan loopt verder door naar de duinvoet en doorsnijdt het bestaande bos. Tot aan de Vin- kenbaan is een dubbele laanbeplanting ingetekend, ten noor den daarvan blijft een enkele rij over. Dit laatste stuk heeft mogelijk een andere boomsoort als laanbeplanting gehad. Maar ook de Vinkenbaan en de Slangenlaan, die tot dan toe de doorgaande weg van Egmond naar Schoorl uitmaakte, zijn voorzien van laanbeplanting van vermoedelijk krom- gewaaide eiken. Deze is vermoedelijk al veel ouder dan de aanleg van Het Hof. Het bos op de kaart zal waarschijnlijk toen al hoog opgaand zijn geweest en vermoedelijk hebben bestaan uit eik en in mindere mate beuk. Beuk volgt eik op in de successie. In de luwte van het opgaande bos zullen de 16 HISTORISCHE VERENIGING BERGEN NH, THEMANUMMER 11, JUNI 2014

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Bergense kroniek | 2014 | | pagina 18