exemplaren vervaardigd, waar vier mensen op dinsdag de hele
dag mee bezig waren. De verspreiding hiervan in Noord-Hol
land stond onder leiding van Klaas van der Wijk. Ook waren
Friso en Simeon ten Holt betrokken bij deze illegale activiteit,
waarbij Sientje ten Holt ook als koerierster was ingeschakeld.
In Bergen deed tante Truus van Kampen die hier wijkverpleeg
ster was, de verdeling in het dorp. Ondanks de aanwezigheid
van veel 'Luftwaffe' personeel doordat het Bergense vliegveld
als nachtjagerveld werd ingericht, waren er vooral bij verschil
lende boeren in de omgeving heel wat onderduikers gehuis
vest. Door zijn werk bij het GEB had mijn vader toestemming
om zich vrij door het dorp te bewegen en bij alle huizen con
troles uit te voeren. Hierdoor was hij goed op de hoogte van
alle plekken waar zich onderduikers ophielden. Het duurde
dan ook niet lang voordat hij de centrale figuur werd die voor
voedsel, bonkaarten, geld en levensmiddelen zorgde.
Het landelijk verzet begon toen ook al wat meer vorm te krij
gen, en er werd in een groter verband geopereerd, waardoor er
ook meer mensen bij betrokken raakten. Doordat vader overal
kon komen, was hij ook goed op de hoogte van alle afweer
geschut, wat werd doorgegeven naar Engeland. Zodoende
konden de Engelse vliegers rekening houden met de schijnop-
stellingen bij het vliegveld.
Al met al een tijd die bol stond van de spanning. Dat er des
ondanks toch ook tijd was voor dingen waarom veel gelachen
kon worden, is het verhaal over de vader van Bob en Anita,
de heer Citroen, die met zijn vrouw zat ondergedoken bij de
fam. Prins aan de Jan Oldenburglaan. In de Sinterklaastijd reed
hij, als goedheiligman verkleed, op een paard door het dorp
waar alle Duitsers een diepe buiging voor hem maakten, dit
tot grote hilariteit van allen die er bij betrokken waren. Dat
het lang niet altijd van een leien dakje ging toont het volgende
citaat uit vader's verhaal:
Via via kregen we te maken met een joodse familie Vet, be
staande uit man, vrouw en een zoontje, en waarvan de doch
ter was ondergedoken bij een dominee in Heiloo. Deze heer
Vet was kleermaker en hij wilde met alle geweld zelf nog wat
werken. We probeerden om hem hierbij behulpzaam te zijn en
richtten een leegstaand huis aan de Adama van Scheltemalaan
in tegenover ons huis, zodat we er toch wat zicht op hadden.
Het bleek echter dat zijn werkzaamheden toch nogal wat
lawaai gaven. Het valt natuurlijk op als er in een leeg huis de
geluiden van een naaimachine klinken; dit kon dus levensge
vaarlijk zijn. Gelukkig zagen zij het zelf ook in waarop we de
boel maar weer afbraken. Zij wisten nog een adres in Amster
dam aan de Groenburgwal waar zij het zouden gaan proberen.
Zo kwam het dat ik de familie op een dag daar heen zou bren
gen, wat ook gebeurd is. Ik zou hen wel blijven voorzien van
bonkaarten, levensmiddelen en geld. Meestal ging ik daar op
zaterdag heen. Na enige tijd op een zaterdag werd er zo'n 50
meter vóór het adres waar zij verbleven op een raam getikt en
werd ik binnen gevraagd. Nu zaten hier twee publieke vrou
wen en ik vond dat ik daar geen gevolg aan moest geven. Maar
zij drongen nogal aan en aan hun handelingen kon ik merken
dat zij geen professionele bedoelingen hadden. Wat bleek nu:
ze hadden mij al enige keren naar en van een bepaald huis zien
gaan, en vertelden mij dat er daar die donderdag een inval was
geweest waarbij joden waren weggehaald. Het interesseerde
hun niet of ik er wat mee te maken had, maar als ik er naar toe
zou gaan, zou ik in de val lopen, want de moffen zaten er nog
te wachten. Ik heb ze vriendelijk bedankt, hun de levensmid
delen gelaten en ben weer mooi naar huis gegaan. Uiteraard
was onze jodenfamilie opgepakt en we hebben ze ook nooit
meer gezien of iets van ze gehoord. Dit is één van de gevallen
waar wij door het oog van de naald zijn gekropen.
Ook in het verhaal over de twee vaten benzine die in Schoorl
op de hoek van de Kanaalweg en de Teugelaan van een Duitse
transportauto waren afgevallen, heeft ons huis een rol gespeeld.
Het regionale verzet, waarvan ook de heer Schalkwijk, direc
teur van de plaatselijke autobusonderneming NHADO deel
uitmaakte, had zich van deze vaten meester gemaakt met de be
doeling om daar te zijner tijd goed gebruik van te maken via be
richtgeving die ook via mijn vader liep. De vaten waren begra
ven in het achterste deel van de tuin van de familie Tengbergen,
die aan de toen nog onverharde Notweg grensde. De volgende
middag kwam er plotseling een Duitse wagen met soldaten die
voor ons huis stopte en waaruit ook de heer Schalkwijk kwam.
Of er verraad in het spel was, werd op dat moment nog niet
duidelijk, al was wel duidelijk dat de heer Schalkwijk hier niet
vrijwillig was. Er werd meteen naar de plek gelopen waar de
vaten verstopt lagen en die werden weer opgegraven en op de
wagen geladen. De heer Schalkwijk had gevraagd of hij even
zijn handen mocht wassen; hij had ze extra smerig gemaakt, wat
in de consternatie niet was opgevallen. Dit werd hem toege
staan en hij kwam bij ons in huis om ze te wassen. Zo kon hij
snel zijn verhaal vertellen en hij wist ook niet of er sprake was
van eventueel verraad. Vader moest onmiddellijk alle overige
verzetsmensen inlichten over wat er was gebeurd, en er werd
onmiddellijk een aantal andere onderduikadressen geregeld.
Diezelfde dag tegen vier uur kregen we het bericht dat de heer
Schalkwijk was overleden (26 maart 1945). Hoe en onder welke
omstandigheden was toen nog niet bekend, pas later kregen we
de bevestiging dat hij door alle spanningen was overleden aan
een hartaanval en dat hij geen namen genoemd had.
Al deze dingen vergden toch veel tijd en inspanning omdat
vader dit in zijn werk als incasseerder en meteropnemer bij het
GEB deed. Zijn baas, directeur Binnenwijzend, wist officieel
niets van deze dingen en hij wilde het ook niet weten, al voelde
hij wel aan dat er veel dingen gebeurden. Hij stroomlijnde de
verhoudingen met de toenmalige NSB-burgemeester, omdat het
GEB toch onderdeel was van de gemeentelijke diensten. Ook
binnen een andere overheidsdienst, de PTT werd ijverig aan
sabotage gedaan.
Ook een ambtenaar van de telefoondienst, Freek Gronert die
aan de Van Borselenlaan woonde, had joodse onderduikers
in huis. Hier kregen we te maken met een z.g. Gestapo-jood
waardoor er een ander avontuur ontstond dan wat in het verhaal
beschreven staat. Zo zaten er op een gegeven moment eind 1944
negen mensen ondergedoken op de Notweg, waarbij in maart
of april 1945 nog een gedeserteerde Georgier kwam. Die was bij
de opstand op Texel betrokken en werd via de ontsnappingslijn
op weg geholpen om uit Duitse handen te blijven. In het verhaal
wordt ook onze moeder meermaals genoemd, want zij was het
toch die alle monden moest voorzien van voedsel. Ze was wer
kelijk een tovenares, die van weinig veel kon maken, ook zeker
haar aandeel in verscheidene bloedstollende avonturen heeft
gehad en daarbij ook nog eens drie kinderen heeft gebaard.
Een verhaal dat niet vergeten is onder het motto van hun
verzetsvriendin Truus Menger: 'Toen niet - Nu Niet - Nooit'.
15
ONS HUIS IN OORLOGSTIJD