Ons huis
in oorlogstijd
In november 2012 werd ik benaderd door Loek Lufting, een
musicus uit Amsterdam, die is aangesloten bij een landelijke stich
ting, welke in 2013 een aantal concerten heeft gehouden in huizen
waar tijdens de Tweede Wereldoorlog joodse onderduikers gehuis
vest zijn geweest. Omdat in 1942 en 1943 de razzia's plaatsvonden
waarbij onze joodse medeburgers werden opgepakt en naar de in
Nederland bestaande doorgangskampen werden getransporteerd,
vindt men nu dat het tijdstip gekomen is om hier aandacht aan te
besteden. Bij deze razzia's speelde ook het 'kamp Schoorl' een
belangrijke rol. Velen werden hier naar toe gebracht, waarna zij
later verder naar de beruchte Duitse kampen werden vervoerd met
alle gruwelijke gevolgen die daar plaatsgevonden hebben.
Omdat onze ouders, Cor en Henny Sijpheer, destijds een
grote rol gespeeld hebben in de Bergense onderduikhis-
torie kwam deze musicus via-via bij mij terecht met de
vraag of ik hem bij zijn zoektocht naar 'onderduikhuizen'
behulpzaam wilde zijn. Uiteraard wilde ik dat wel en de
contacten met de huidige bewoonster van ons oude huis
aan de Notweg, Mignon Zoetmulder, waren snel gelegd.
Zij reageerde er heel enthousiast op en stelde onmiddel
lijk haar huis beschikbaar. Omdat zij ook lid is van de
Historische Vereniging Bergen NH stelde zij voor dat het
misschien wel een idee was om over deze historische ver
halen van het huis een stukje voor de Bergense Kroniek te
schrijven. Omdat mijn vader zijn belevenissen van die tijd
in de jaren '80 van de vorige eeu w op schrift heeft gesteld,
wil ik hierbij in zijn eigen woorden en stijl een stukje uit
deze memoires weergeven, om zo een stukje wat recentere
historie bekend te maken.
Door het vliegveld Bergen en de nabijheid van de kust was
er hier een grote Duitse bezetting, die zich al spoedig na de
capitulatie manifesteerde en waar de burgers mee moesten
proberen te leven. Ook moesten er veel werkzaamheden voor
de Duitsers worden verricht waar velen zich toe voelden aan
getrokken. Dat was wel te verklaren, omdat er voordien grote
werkloosheid heerste. De N.S.B. begon al meer de kop op te
steken en trok vele slappelingen aan die in een goed blaadje
bij de bezetter wilden komen om daardoor tewerkgesteld te
worden. Ook werden er vele hand- en spandiensten verleend
en erger nog: er werd als verrader opgetreden. In vele geval
len waren deze figuren nog gevaarlijker dan de moffen zelf.
Zo ontstond er eigenlijk vanzelf een bepaalde selectie van
betrouwbare mensen, en van een groep die dat niet was. Door
mijn werk bij het Gemeentelijk Elektriciteits Bedrijf (GEB)
had ik veel contacten met de Duitse instellingen. Zo kon ik
mij goed oriënteren over de omvang van de werkzaamheden
die zij uitvoerden ter bescherming van het vliegveld en de
bezetting daarvan. Zij moesten zich als het ware ingraven en
instellen op een langdurige aanwezigheid. Er kwamen dan
ook steeds meer activiteiten. Het gebombardeerde vliegveld
moest worden hersteld, barakkenkampen werden gebouwd
en er werd ook al spoedig begonnen met bouwen van bunkers
en zware geschutstellingen in de duinen: het begin van wat
later onderdeel van de Atlantikwall zou worden. Veel burgers
werden zodoende tewerkgesteld, eerst op vrijwillige basis, later
vooral ook gedwongen. Maar omdat dit alles toch geld in het
laatje bracht, accepteerden velen de gehate bezetter en namen
alle verordeningen, regels en de vernederingen die al spoedig
begonnen, voor lief. De Duitse bezetter begon al snel met het
selectief en rationeel 'sorteren' van bepaalde groepen mensen,
waarbij vooral onze joodse landgenoten net als in Duitsland in
een kwaad daglicht werden gesteld. In het dorp werd begon
nen met het 'vorderen' van scholen, hotels en grotere huizen
om diverse staffunctionarissen in onder te brengen. Om ook
voor de nodig geachte ontspanning te zorgen werden plaatse
lijke restaurants omgedoopt in 'Wehrmachtsheim' en orkesten
aangetrokken om voor amusement te zorgen voor de bezet
tende macht en haar aanhang.
Omdat ik als gemeenteambtenaar was aangewezen als lid van
de z.g. Luchtbeschermingsdienst (LBD) die in het begin van
de oorlog met een uitkijkpost in het torentje van de Ruïnekerk
zetelde, namen wij ook een paar muzikanten in huis. Er was
toen nog niet veel te merken van enig verzet tegen de moffen,
GERRIT J. SIJPHEER