Interview met
Aad van der Oord en Jaap Delis
Tijdens het vieren van ons 20-jarig HVB-bestaan rond de Ruïnekerk en door het kijken naar alle
ambachtslieden die daar aan het werk waren, dacht ik weer aan de verhalen die Aad van der Oord
vertelde over zijn werk bij de restauratie van de Ruïnekerk.
Je zou Aad óók een echte ambachtsman kunnen noemen, die met zijn kompaan Jaap Delis (resp.
meubelmaker en timmerman) allerlei werk aanpakte en daarin enorm creatief was. Ze werkten
toentertijd voor aannemer Kroon, die onder anderen voor restauratiearchitect Royaards werk
leverde.
Ik vond een en ander een mooie aanleiding om Aad daar weer eens over te laten vertellen.
Bij mijn bezoek aan Aad is Jaap er natuurlijk ook; het zijn nog steeds dikke vrienden.
"In 1970 moest de ruiter van de Ruïnekerk geschikt gemaakt
worden om het carillon in onder te brengen. Allereerst
moest daarvoor op grote hoogte de klokkenstoel verwijderd
worden. Een spannende klus, maar wij, Jaap en ik, had
den geen last van hoogtevrees! Jaap liep doodleuk op zijn
klompen over balkjes van 6 cm. (Die oude klokkenstoel is
trouwens nu de schouw in ons huis; met toestemming van
het kerkbestuur heb ik de oude balken mee naar huis mogen
nemen.)
Daarna kwam er veel overleg met de gieter van de klokken,
want eerst moesten de bedieningsdraden van het carillon
worden aangebracht. Deze 1.5 mm dikke bedieningsdraden
moesten door de 65 cm dikke houten spin (gestapeld hout)
gaan lopen, zonder het hout van de spin te raken, door
boorgaten van maar 10 mm. Dat ging voorzichtig, met een
handboor, en was heel precies werk.
Na twee maanden was het zover dat de klokken naar boven
getakeld konden worden. We hebben toen besloten dat take
len niet met een hoogwerker te doen maar door een staal
draad vanaf een dikke boom te spannen. Wij kozen voor de
bekende boom die aan het begin van de Hoflaan stond. Het
andere einde van de draad kwam aan de ruiter van de kerk
vast te zitten. Met een touw takelden we de klokken voor
zichtig langs de staaldraad, één voor één naar boven. Ik heb
daar nog een foto van.
Onze klus aan de kerk was daarmee nog lang niet klaar. In
1957 was de kerk volledig gerestaureerd, alleen de aange
legde vloerverwarming was enorm gaan lekken, wat gevol
gen had voor al het houtwerk in de kerk: dat was begonnen
te rotten. Dat kwam omdat men bij de restauratie 'tras' op
het cement had gelegd. Tras is een mengsel van schelpen,
dat men gebruikt om de vloer flexibel te houden, maar deze
MARIJKE KIRPENSTEIJN
Noord-westelijk aanzicht van de Ruïnekerk in 1950 vóór de restauratie,
(foto: Wikimedia Commons, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)