Batavia (Djakarta), verscheept naar Singapore, via Siam (Thai land) naar Birma gebracht om daar aan de spoorlijn te wer ken. Pas na afloop van de oorlog (augustus 1945) kreeg zijn gezin van het Rode Kruis bericht dat hij op 2 oktober 1943 in Kamp-80 in Birma aan algehele uitputting en bloedvergifti ging was overleden, 39 jaar oud. Met velen is hij na de oorlog bijgezet op het ereveld Thanbyusayat in Birma (vak D2, rij H, nr. 20). André en zijn moeder waren intussen overgebracht van het hotel naar een pension en van het pension naar kamp 'De Wijk'. Van daaruit gingen zij samen - André was nog onder de 10 jaar - naar het kamp Moentilan. Daarna naar Ambarawa Kamp 6, een voormalig KNIL-kampement bestaande uit een tiental stenen barakken waar tussen volkstuintjes waren aangelegd. Dit kamp werd door Britse en Brits-Indische mili tairen, de Gurka's, bevrijd. De gevangenen werden echter ter bescherming tegen de Indonesiërs direct weer in het kampe ment teruggedreven, tot ze november 1945 in zwaar bewaakte konvooien naar Batavia werden vervoerd. Zijn moeder had TBC opgelopen en een beginnende beriberi; ze moest naar het ziekenhuis. André ging naar het weeshuis van het Leger des Heils. Hij was voor het eerst op zichzelf aangewezen. Uit heimwee liftte hij geregeld met een Britse legertruck naar moeders ziekenhuis. Als 11-jarige kwam André samen met zijn moeder met de 'Johan de Wit' naar Nederland, naar Amsterdam. Het was januari 1946 en er lag sneeuw! In een havenloods werden de repatrianten toegesproken door een legercommandant. Ze kregen een gestencild welkom-briefje uit naam van H.M. Ko ningin Wilhelmina waarin zij bedankte voor de inzet en offers van de vaders; alle kinderen kregen een glimmende appel. Via Hilversum kwamen zij in pension Eikenhof aan de Guur- tjeslaan terecht. Ook André zat als wat ouder kind bij jon gere klasgenoten. Al met al had hij in totaal maar een jaar op school gezeten, nog voor de Japanse overheersing. Eerst ging hij naar de 5de en 6de klas van de lagere school, daarna naar de HBS in Alkmaar, waarover hij naar zijn zeggen acht jaar heeft gedaan. Hij kon nauwelijks stil zitten en had concentratie problemen. Hij heeft daarna de sportacademie gedaan en is sportleraar aan scholen in de buurt geworden - dat was hem op zijn lijf geschreven. Toen eind 1949-begin 50 de duplexwoningen aan de Jaap Weyandweg klaar waren, kregen André en zijn moeder er één toegewezen. André zelf is van daaruit getrouwd. Uiteindelijk is hij nadat hij nog enige tijd rector is geweest, met 61 jaar met pensioen gegaan. Mevrouw Maria De Lingie-Bruyn is in Bergen nog 101 jaar plus één dag geworden. Walter Windrich werd geboren als zoon van Karl Albin Windrich (1902-1979). Karl Windrich werkte voor de Staats spoorwegen waar hij zijn vroegere legermaatje, de Zwitser Joseph Isak Eysenring ontmoette die aan dezelfde spoor lijn werkte. Karl kreeg verkering met de Zwitsers-Indische dochter van Eysenring, Johanna (1901-1998); zij trouwden in 1923 in Batavia. Door het werk van Karl verhuisden ze naar Palembang; daar is Walter (1936) geboren. Het gezin verhuis de nogmaals, toen het railsysteem zich naar het zuiden van Palembang uitbreidde en hun levensstijl nog eens opnieuw veranderde door een volgende verhuizing naar Soerabaja. Johanna kreeg iedere maand een vrij-reizenkaart en bezocht vaak haar Zwitserse familie in Batavia. Toen de Tweede Wereldoorlog in Europa begon, hadden Duitsers het moeilijk in Indië. Walters oudere broers Max en Richard werden geweigerd op school vanwege hun Duitse achternaam. Karl werd sergeant in het KNIL en zat een jaar gevangen. Johanna vond in Yogyakarta een verlaten huis met tuin. Nog vóór de Japanners vertrokken werd Karl vrijgelaten en waren ze weer bij elkaar. Het gezin reisde in 1946 van Soerabaja met het m.s. 'Oranje' naar Rotterdam en werd vervolgens naar het Oranjehotel in Bergen gebracht. Daar verbleven ze twee maanden, tot de strenge winter uitbrak. Zij verhuisden naar Schoorl naar een zomerhuisje achter het toenmalige 'Erica' (nu 'Merlet') aan de Duinweg. De kinderen gingen naar verschillende scholen in Bergen. In mei 1947 verhuisden zij naar de Geestweg in Bergen. Zij hadden het niet breed. Karl kreeg zijn baan in Indonesië terug en vertrok voor vier jaar, in zijn eentje. Intussen gingen de meeste kinderen naar kostschool en verhuisde Johanna in 1950 van de Geestweg naar de Deutsche Feriënkolonie in Bergen aan Zee, terwijl Karl dus nog in Indonesië was. Hij kwam in 1951 terug met behoud van 1/3 van zijn inkomsten als pensioen. Dat pensioen bleek toch niet genoeg, dus ging hij BERGEN EN HAAR REPATRIANTEN Pension Beau Séjour (foto Piet Mooy) Mevr. Windrich en haar kinderen op de Geestweg. Rechts naast haar Walter

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Bergense kroniek | 2013 | | pagina 23