1 Gemeentelijke Commissie Huisvesting, die dit declareerde bij het Rijk. Er werd zowel voor de vordering van woonhuis als voor zomerhuis als voor pension een vergoeding verstrekt ter derving van inkomsten door zomergasten. Het Ministerie van Sociale Zaken en Volksgezondheid kreeg de declaraties voor levensonderhoud van de repatrianten die bijstand nodig had den en de Gemeentelijke Sociale Dienst bemiddelde bij gees telijke verzorging. De meeste repatrianten die langer bleven, zochten werk: men had toch inkomen nodig. Daar er veel Bergense inwoners waren die leefden van het toerisme, werden gelukkig niet alle pensions en gemeubileerde huizen gevorderd. Maar wanneer kon er nu wel gevorderd worden en wanneer kreeg men vrijstelling? In 1947 werd de Woonruimtewet van kracht. Van de vier punten in deze wet is het derde punt belangrijk: ..De redelijkheid gebiedt dat de vrijstelling gekoppeld wordt aan de persoon en niet aan het pand. Als criterium van het begrip vanouds verhuren' wordt voorgesteld dat de betrok kene in tenminste vijf van de zes vooroorlogse seizoenen (193V40) en in tenminste twee van de naoorlogse seizoenen (1946-'48) gemeubileerd verhuurd of pension gehouden heeft. Verhuurd staat dan voor 'ten verhuur aanbieden'. Wie voor de oorlog verhuurde maar de exploitatie na de oorlog niet heeft hervat, moet geacht worden van zijn recht als 'erkend ver huurder' afstand te hebben gedaan. Tenslotte moet de eis worden gesteld dat de exploitant althans buiten het seizoen het pand zelf bewoont of dat er een Bergens gezin wordt onderge bracht'. Stichting Pelita, opgericht 17 november 1947, had als doel: 'leniging van zedelijke, maatschappelijke en stoffelijke noden van slachtoffers van de oorlog met Japan'. In 1948 werd een dochterstichting opgericht onder de naam 'Alge meen Bouwfonds der Stichting Pelita' met als doel: betaal bare huisvesting voor repatrianten. Het bouwfonds had het beheer over de Pelita-woningen. In 1970 is, na verkoop van de Pelita-woningen, het Bouwfonds opgeheven. Hoe hebben Bergense repatrianten het persoonlijk ervaren? André De Lignie (1935 -) woonde met vader Gerrit J. De Lignie (1904-1943) en moeder Maria P. Bruyn (1898-1999) in Balikpapan, een olie-winplaats aan de oostkust van Borneo waar zijn vader hoofdvertegenwoordiger van de NV Konink lijke Nederlandse Petroleum Maatschappij (Koninklijke Olie) was, toen op 7 december 1941 Pearl Harbor door de Japan ners werd overvallen. Alle Europese burgers werden geëvacu eerd naar Soerabaja. André en zijn moeder werden gehuisvest in het Simpang Hotel, waar schuilkelders waren. Zijn vader arriveerde later en werd als bootsman van de Koninklijke Marine ingezet bij de verdediging van de stad. Hij werd samen met vele militairen op 3 maart 1942 krijgsgevangene gemaakt en aldaar in het z.g. Jaarmarktkamp opgesloten. Het laatste beeld dat André van zijn vader heeft, is van 'een lange slanke (of magere) man in korte khakibroek en dito hemd met een grote zweetplek op zijn rug, staande aan een afrastering tus sen struikgewas, een vluchtig contact vanwege de naderende bewaking'. Gerrit De Lignie werd op transport gesteld naar 20 BERGENSE KRONIEK, NOVEMBER 2013 VVV kaart Bergen 1948

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Bergense kroniek | 2013 | | pagina 22