Het aantal in Bergen verblijvende
kunstenaars schatte de verslaggeef
ster op pakweg tweehonderd. 'De
kern drinkt en danst en stoeit met
kunst en in de buitenwijken wacht
men geriefelijk op de dood.'
Om 'Jany' - Adriaan Roland Holst,
over wie we reeds spraken - kon
natuurlijk niemand heen'. 'Nog heel
lang heeft Roland Holst kaarsrecht
op zijn rijwiel statig door de statige
dreven met hun hoog geboomte
meer geschreden dan gereden', aldus
Hans Redeker. 'Adriaan Roland
Holst fietst door Bergen in Noord-
Holland', aldus Bas Roodnat, 'op
de goed bezette terrassen kijkt
men hem na: een statige, oude heer, de nek stram op de iets
gebogen rug, zodat zijn hoofd wat naar voren leunt; zijn
wandelstok klemt hij met zijn rechterhand tegen het stuur.
"Kijk, daar gaat Roland Holst", zegt iemand op een terras,
of: "Kijk, daar gaat Jany." Er is in Bergen een kleine klasse
apart die de 72-jarige prins der dichters bij zijn bijnaam
aanspreekt.'
Hoe anders was het lijf nog in 1925, toen Jan Greshoff
(1888-1971) onder het pseudoniem Otto P. Reys het es
say 'Dichters in het koffyhuis' schreef, in een gelijknamige
bundel verhalen rond De Rustende Jager. 'Die Roland Holst
is anders een kwieke knaap met een dansend-veerkrachtigen
tred en een verleidelijk oog. Als men hem voor het eerst
ontmoet, doet hij een beetje afwerend, maar toch niet onaan
genaam, wat afwezig en wereldwijs in een soort hooghartig
elegante palacehötelhouding. Maar ik had gelegenheid hem
na dien eersten keer nog een paar maal te ontmoeten. En
toen leerde ik hem beter kennen, als een subtiel en gecom
pliceerd, wat egocentrisch, maar toch wel hartelijk man. Hij
heeft een verrukkelijk en benijdbaar gemak om zich te bewe
gen, en een eigenaardige, flexibele charme, waaraan niemand
zich onttrekken kan.'
Kolonie
Adriaan van Dis koerste in 1982
naar Bergen aan Zee, waar hij negen
en een half jaar in het Duitse ko-
loniehuis aan de Verspij ckweg, dat
na de oorlog aan berooide Indische
repatrianten werd verhuurd, had
gewoond. Van Dis had het niet voor
zien op toeristen. In de bus van Alk
maar naar Bergen vroeg hij zich vol
ergernis af: "Wat zoeken die mensen
in mijn dorp? Hopelijk stappen ze
allemaal uit in Bergen en komt er
niemand meer voor de zee."
Van Dis deelde zijn moeizame relatie
tot buitenstaanders met de vaste
bewoners van Bergen aan Zee. 'Het
dorp niet met vreemdelingen te wil
len delen, schijnt een bekend gevoel
onder de Bergen-aan-Zeeërs te zijn.
Ook al leven ze ervan, veel doen ze
niet voor de zomertoeristen.' Het is duidelijk: 'Wie de zand-
verstoven lege winters kan doorstaan, is "van het dorp". Alle
anderen zijn gasten.'
Niet iedereen hield het vol in Bergen aan Zee. 'De meeste
oude families zijn naar Bergen verhuisd: "Het is hier te woest
in de winter. Zodra de R in de maand komt, houden de mees
ten het hier niet meer uit", hoorde hij zeggen.'
Van Dis bezocht de kleuterschool die was ondergebracht in
het Duinmuseum en hij herinnerde zich dat Herman Gor
ter en Adriaan Roland Holst samen in de badplaats hadden
getennist. Op ansichtkaarten met een afbeelding van de Duitse
kolonie waar hij had gewoond, las men 'Kinderheim van de
Deutsche Hilfsverein' achterop.
In 1982 kon Van Dis nog een praatje maken met A.L. ('Dolf')
van Reenen, wiens grootmoeder Marie van Reenen, dochter
van een Duitse hoogleraar, het boekje De heerlijkheid Bergen
in woord en beeld schreef. Van dat boekje heb ik ooit een
exemplaar toegestuurd aan Armin Prinz zur Lippe (1924), een
neef van prins Bernhard van Lippe-Biesterfeld. Eerder had ik
met de prins in de serre van zijn vorstelijk renaissanceslot in
Detmold (deelstaat Noordrijn-Westfalen) gebabbeld over de
Detmoldse kunstenaarsvereniging Lippische Gesellschaftfür
Kunst waarvan hij voorzitter was. De overeenkomsten met het
KCB waren frappant. Armin zur Lippe bedankte me met een
enthousiaste reactie, op prinselijk postpapier.
11
De Rustende Jager, collectie GA Bergen, RAA Alkmaar, vervaardiger onbekend