De stranding van de Katingo Met deze bijdrage van Albertine van den Berg - van Lidth de Jeude over de stranding van de Katingo komt een eind aan deze miniverhalen-serie over Bergen aan Zee. Verhaaltjes over de dagelijkse dingen die zeker niet wereldschokkend genoemd kunnen worden, maar juist daaraan hun charme ontlenen. Ze geven een beeld van een kleine woongemeenschap die in de winterperiode onder soms primitieve omstandigheden hun dagelijks leven leefde, en in de zomer werden overspoeld door duizenden toeristen. Het was de tijd 'toen geluk heel gewoon was'. Het was één van die forse winterstormen, die een Grieks schip ongeveer vóór onze stoep deponeerde. Daar is het de hele winter blijven liggen, ondanks heftige pogingen van allerlei maatschappijen die met belachelijk kleine scheepjes van ongetwijfeld enorme capaciteit, vruchteloos trachtten de bewegingloze schipbreukeling weg te trekken. De dorpelingen sloegen de reddingspogingen met ongeruste blikken gade, want het schip dat daar zijn neus diep in het zand boorde, verschafte de ganse burgerij inkomsten. De haringman, die een feilloos instinct paarde aan een bo demloze drankzucht, liep de eerste morgen al om half acht achter zijn kraampje op wielen puffend en zuchtend tegen de stormwind naar zee. In de ochtendschemer stond hij dampende erwtensoep uit te delen en warme worst, voordat iemand daar aan gedacht had. Aan het einde van de winter had hij zich een nieuwe kraam met blinkende apparaten en een nog donkerroder hoofd bij elkaar gesoept. Maar ook de anderen verdienden goed aan de toeloop van nieuwsgie rigen, die op zondag aanstroomden als in het hoogseizoen. De eerste dagen waren we allen hevig in beroering, de kin deren in de eerste plaats: de gedroste schepelingen, kleine zwartharige mannetjes gluurden naar hen in het dorp en bij de bushalte. Iedereen wist elkaar te vertellen dat het een Liberty-schip was met Grieken aan boord, varend onder Panamese vlag en dat de bemanning zomaar aan de dijk gezet was, hetgeen hun gluren nog verontrustender maakte. Toen wij hoorden dat er ook een gestrande kapiteinsvrouw was, die zich verveelde, vroegen wij haar op de thee, we vonden haar zielig. Maar niemand was minder zielig dan het piepjonge elegantje, dat op naaldhakken bij ons binnen- tripte met diamanten oorhangers en een keurig zwart jurkje aan, dat schril afstak bij onze broeken en truien, die geheel waren afgestemd op storm en schipbreukelingen. Het werd een dolle avond met pingpongen en een opge wekte conversatie in het Engels, want Ephtheia, zoals wij haar mochten noemen, was in Engeland op school geweest. Maar zij las ons ook Homerus voor in zoet vloeiend Grieks en schreef haar naam in echte Griekse letters in de Odyssee van onze dochter, die trots was alsof het Homerus zelf geweest ware. De volgende ochtend vertrok zij naar Londen en liet ons een slof Amerikaanse sigaretten bezorgen met een fles parfum, die wij nooit geroken hebben omdat de stop er niet af kon. Het was een hele opwinding toen de Katingo eindelijk los was. Op een nacht om één uur belden we elkaar allen op om slaapdronken in een sneeuwjacht naar buiten te hollen en daar ging hij, bijna onmerkbaar in beweging was hij opeens in de duisternis verdwenen, zonder één afscheidsgroet, zonder één stoot van de sirene. Na alle warme gevoelens die we onze schipbreukelingen hadden toegedragen, voelden we ons nu wel teleurgesteld. We aten een warme worst van de haringman, die tot het laatst op zijn post was gebleven en gingen katterig naar bed. ALBERTINE VAN DEN BERG-VAN LIDTH DE JEUDE Het Panamese vrachtschip Katingo, gestrand in de nacht van 21 op 22 december 1954, ter hoogte van de hoofdstrandafgang van het Van der Wijckplein (foto: deelcollectie gemeente Bergen).

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Bergense kroniek | 2013 | | pagina 9