grond werd zichtbaar in zijn teksten, en citaten brengen de man in beeld die Bergen 10 jaar heeft bestuurd en die vervolgens nog een carrièrestap wist te maken. Met ingang van 1 januari 1971 werd hij benoemd tot dijkgraaf van het (voormalig) Hoogheemraadschap van de Uitwate- rende Sluizen in Kennemerland en West-Friesland. Maar al werkte hij toen in Edam, tot zijn dood is hij aan het Grootland in Bergen blijven wonen, want zijn plek had hij hier wel gevonden, zoals zoveel import-Bergenaren. Lo de Ruiter was een kunstliefhebber. Hij hield van ge dichten en van schilderijen en rekende zich tot de vrien den van Henri ten Holt, Lucebert en Adriaan Roland Holst. In zijn eerste toespraak voor de Gemeenteraad, naar alle waarschijnlijkheid bij zijn installatie op 12 april of zijn eerste gemeenteraadsvergadering op 14 april 1960, refereert hij er als volgt aan:De aanwezigheid van een groot aantal kunstenaars legt ook de gemeente verplichtin gen op. Dat een groot dichter ereburger van deze gemeen te is, doet welhaast on-Hollands aan. Dat ge op deze wijze de waarheid, die de politicus nastreeft, ook, ja juist in de gemeentelijke sfeer, laat samengaan met de erkenning der poëtische waarheid, die van absoluter gehalte is, geeft de burger moed.' In diezelfde maidenspeech pleit hij voor openheid: Ik behoor tot de generatie, die in de jaren veertig tot volwassenheid is gekomen: ik veracht en bestrijd alle dictatuur van mensen en kolleges (spelling van Lo zelf). Het fatsoenlijk en rechtvaardig besturen van kleine en grote organen kan in de tweede helft van deze eeuw slechts worden bereikt door het geven van inzicht, het voeren van een principiële diskussie en het plegen van openbaar overleg. De openheid tussen Raad, dagelijks bestuur en burgemeester is niet gauw te groot.' Zijn afscheidsspeech op 29 december 1970 wordt voor een derde besteed aan een verhaal over kerkvader Augustinus: simpeler is het de hele zee in een door een kind gegraven kuil aan het strand te scheppen dan het drievuldigheids- mysterie te verklaren.Zo komt hij bij diens grote werk De Civitate Dei {De Stad van God). Het leidt tot de be vinding: De getijden van het maatschappelijk bestel kun nen door de bestuurder niet onopgemerkt blijven, want zijn arbeid speelt zich op de vloedlijn af. Dat kan irritatie en frustra tie geven, maar ook een kennis van betrekkelijk heid, de kunde van de equilibrist en het doorzetten van de gelovige.' Dan komt zijn geloof aan de orde:het calvinisme was een ferment in onze nationale samenleving. Dank zij dat calvinisme kon ik in 1940 de enig goede keuze doen. Het zal velen gruwelijk in de oren klinken, wanneer ik voor mezelf vaststel, dat ik mijn politieke keuze voor het socia lisme aan het calvinisme te danken heb. In beginsel heeft het weet van een rechtvaardige en verantwoordelijke samenleving. Bij dit alles is rechtlijnigheid mij vreemd gebleven.' Tussen begin en einde van zijn burgemeesterschap ver richt Lo de Ruiter vele openbare daden. In zijn nala tenschap vinden we bijvoorbeeld zijn toespraak bij de opening van het Verkoopcentrum Beeldende Kunst op 21 juli 1964. Daar komt ook zijn praktisch kant naar boven: '77 kent het verhaal al: wanneer het gaat om een responsible society, dan zij we bereid op vrijwel alle gebieden van de samenleving de medemenselijkheid in materiële zin te beleven, maar op het terrein van de kunst denken we nog maar al te veel, dat de geest van geest alleen kan leven.' Waarop hij de aanwezige minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen aanspreekt: 'Wij weten, dat men bij u, Excellentie, niet aan een dovemans- deur klopt, maar het komt helaas maar zo zelden voor, dat het oog van uw ambtgenoot van Financiën voor enige tijd verblind wordt. Zijn hand schiet zelden uit om gelden los te laten, die voor structuurverbetering van het kulturele klimaat kunnen worden aangewend: wanneer er van een uitschieter sprake is, dan gaat het om industriële of agrari sche klimaatverbetering.' Een gedachte die hij nader uitwerkt in het vervolg van zijn toespraak. Uit 1968 dateert een nieuwjaarstoespraak. Daarin gaat Lo dieper in op wat er in de gemeente op dat moment speelt. Ook hier weer een filosofische basis: 'Eén van de kwesties Toespraak door burgemeester L.J. de Ruiter tijdens de overdracht van locomotief 7742 (Bello) door de NS aan de gemeente op 12 november 1960 (foto: collectie Regionaal Archief Alkmaar, vervaardiger fotobedrijf D.van Berge v/h de Jong). Prinses Margriet bij de opening in 1980 van de Mytylschool de Ruimte in Bergen. Naast haar Lo de Ruiter, voorzitter van het stichtingsbestuur (fotocollectie gemeente Bergen, foto: Trees Bruinsma).

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Bergense kroniek | 2013 | | pagina 26