Daarmee kwam een einde aan de grote verscheidenheid van opleidingen in Nederland. In de loop van de 20ste eeuw werd langzamerhand de plaats van nonnen en diaconessen in de ziekenverzorging ingeno men door geschoolde verpleegsters. Het vak verschoof van roeping naar beroep. Met de explosieve groei van de Neder landse bevolking (van 1850 tot 1950 van 3 naar 9,7 miljoen Nederlanders), nam ook het personeel dat zich met zieken zorg bezighield toe. De onmisbare vroedvrouwen In 1818 kwam onder Koning Willem I nationale wetgeving over de uitoefening van de geneeskunst tot stand. Er waren in de verloskunde drie beroepsgroepen: de doktoren, de vroedmeesters en de vroedvrouwen. De eerste twee waren bevoegd om te helpen bij natuurlijke en 'tegennatuurlijke' bevallingen. Zij mochten daarbij instrumenten gebruiken. Voor vroedvrouwen beperkte het zich tot die verlossingen welke door de natuur bewerkt of door de hand ten uitvoer kunnen gebragt wordenzullende de vroedvrouwen mitsdien daartoe nimmer eenige instrumenten mogen gebruiken Vroedvrouwen waren vóór de 20ste eeuw veelal ongeschoolde vrouwen, die de noodzakelijke kennis en ervaring verkregen door de praktijk. Naast het begeleiden van bevallingen namen zij ook nevenfuncties aan, zoals het bakeren van zuigelingen. Zij kwamen bij dag, maar meer nog bij nacht en ontij, in de huizen van alle mogelijke bevolkingsgroepen en troffen met regelmaat ongewenste situaties aan. Vroedvrouwen gaven De medicijnenkast van de geneesheer werd apotheek Tot ver in de 20ste eeuw ontvingen de meeste patiënten de door de behandelende geneesheer voorgeschreven noodzakelijke medicijnen rechtstreeks uit diens eigen praktijk. Dat was zeker het geval in de dorpen van het platteland, zoals ook in Bergen. Maar de apotheek was in opmars. Apotheek komt uit het Grieks en betekent 'bergplaats'. Een ruimte waar men vroeger geneeskrach tige kruiden bewaarde werd 'apotheca' genoemd. Een gevolg van ingediende nieuwe geneeskundige wetten door staatsman Thorbecke was, dat vanaf 1876 een uni versitaire studie nodig was om apotheker te worden. Als we de afgelopen tweehonderd jaar overzien, dan kan niet anders dan geconcludeerd worden dat de verande ringen en vorderingen op het gebied van geneesmiddelen immens zijn. De apotheek en de apothekers, eeuwenoude instituties, zijn duidelijk van karakter veranderd: van artsenijmeng- kunde in het begin van de 19de eeuw naar artsenijbereid- kunst en daarna naar fabrieksmatig geproduceerde geneesmiddelen. Het monopolie van apotheken staat al geruime tijd ter discussie. Door verruiming van wetgeving zullen ook andere verkoop- en inkoopkanalen mogelijk worden. Internetverkoop met het vrije maar ook ongecontroleer de aanbod van geneesmiddelen kan tot de nodige gevaren op het gebied van volksgezondheid gaan leiden. Strikte, wettelijke controle van overheidswege op de handel en wandel blijft in de toekomst van essentieel belang. daarom adviezen over hygiëne en algemene gezondheid. Armen bevielen in gasthuizen, waar het sterftecijfer enorm was door kraamvrouwenkoorts. In de betere kringen was het gebruikelijk om thuis te bevallen en verzorgd te worden. Er kwamen soms zelfs vrouwen in dienst van het gezin om de baby borstvoeding te geven (de min). Aan het eind van de 19de eeuw verenigden de vroedvrouwen zich in Nederlandse organisaties van verloskundigen om zich gezamenlijk sterk te maken voor hun positie en bevoegdhe den. Tevens werd hun opleiding verlengd en verbeterd. Vroedvrouwen van Bergen NH De onderstaande vroedvrouwen zijn actief geweest bij het ter wereld komen van nieuwe Bergenaartjes. Door gebrek kige gezondheidstoestanden was veel borelingen geen lang leven beschoren. Mevrouw W. van der Lippe stopte wegens hoge leeftijd als gemeentelijke vroedvrouw in 1876. Zij bleef haar jaarwedde van 150 gulden per jaar als pensioenuitkering behouden. Mej. C. van Diesel kwam vanuit Rhenen naar Bergen, en werd de gemeentelijke vroedvrouw met ingang van 1 juli 1877. Mej. G. Hoogvorst kwam vanuit Zijpe naar Bergen, en werd de gemeentelijke vroedvrouw met ingang van 1 januari 1897. Mej. H. Posthumus was gemeentelijke vroedvrouw vanaf 1910. Mej. F. de Vries was gemeentelijke vroedvrouw vanaf novem ber 1916 tot 1936 met een jaarwedde van 470 gulden. Zij ontving m.i.v. 1 januari 1922 een jaarwedde van 1000 gulden, een rijwielvergoeding van 75 gulden en voor haar levensverze kering 46 gulden per jaar. Mej. M. Schaap is na de bezettingstijd 1940-1945 gedurende vele jaren de verloskundige van Bergen geweest. D'Oleander aan de Stationsstraat (foto: eigendom Hein Poot). Afbeelding van tangverlossing 18de eeuw (bron foto: H.M. Dupuis e.a. Een kind onder het hart. Amsterdam 1987).

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Bergense kroniek | 2013 | | pagina 14