verlichting in dit gedeelte van het dorp problematisch zijn.
Bewoners van de Oostdorperdoodweg (nu Karei de Gro
telaan) schrijven in 1910 aan burgemeester en wethouders:
'dat over de geheele lengte van de Oostdorperdoodweg
en den aangeduiden verbindingsweg (waarschijnlijk Mid
denpad) geen enkele lantaarn van gemeentewegenoch van
particulieren geplaatst is; ,.)dat genoemde wegen in 't geheel
niet bestraat zijn, ja in volslagen duisternis zelfs gevaar ople
veren voor hen, die genoodzaakt zijn in den avond zich langs
genoemde wegen te begevendat men in onzen tijd toch al
gemeen van oordeel is, dat voldoende straatverlichting in het
belang der openbare veiligheid en den openbare zedelijkheid
moet geacht worden en dat bij bestendiging van den toestand,
waarin genoemde wegen zich thans bevinden, altijd gevaar
zal blijven bestaan, zoowel voor 't eene als voor het andere'.
Naar aanleiding van deze brief besluiten burgemeester en
wethouders een onderzoek in te stellen en zonodig gunstig te
adviseren.
Een gebrekkig systeem
Wie in de beginperiode van het petroleumlicht de lantaarns
heeft aangestoken, is niet duidelijk. Maar in 1874 staat in de
notulen van de gemeenteraad dat Jacob Brouwer zijn func
tie van lantaarnopsteker wil neerleggen. Hij vraagt ontslag
omdat hij het te druk heeft met andere werkzaamheden (hij
is bode en later gemeenteveldwachter). Het aansteken en
blussen (zo werd het doven genoemd), maar vooral ook het
onderhoud van de olielampen, vergden nogal wat tijd. Een
lantaarnopsteker moest zorgen voor het onderhoud van de
lantaarns, ze repareren, schoonmaken, vullen en aansteken.
Schoo/si
Lantaarn in de Schoolstraat
(nu Ruïnelaan), poststempel
17 aug.1908. Je kunt je wel
voorstellen dat hier een ware
duisternis heerste bij 'donkere
maan' (foto: collectie Regionaal
Archief Alkmaar, maker
onbekend).
Olielantaarn bij de Ronde Kom.
Een baken voor burgemeester
Van Reenen als hij naar zijn
woning, het Oude Hof, ging
(foto: collectie Piet Mooij).
Lichtdruk S. Bakker Jz. Koog-Zsanaijk. 44/5